elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: korrelig

korrelig , [uit korrels bestaand] , girlachtig , korrelig – girl zal ident. zijn met het Gron. gōrrel, gōrl = onsamenhangend, ongebonden, korrelig, dat van gort en rijst gezegd wordt dat te droog is gekookt, en waarvan de vergelijking: zoo gōrrel as Geertjemuiʼs gört.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
korrelig , körlîg , zie: rōf. [zo in bron]
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
korrelig , kōrlîg , ontevreden, korzelig. “Mit ʼn sigoar in heur malle stroekele kop raizen ze noar Amsterdam tou en komen dʼr ontevreden en kōrlîg weer van doan.”
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
korrelig , korrelg , [zelfstandig naamwoord] , 1 korrelig; 2 korzelig.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
korrelig , körrelig , bijvoeglijk naamwoord , (Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid) = 1. korrelig, kruimelig De cake is zo dreug en korrelig (Hgv), As de grond zo opdreugt wordt het körrelig (Ruw), De grond is mooi körrelig heeft losse structuur (Scho) z. ook krummelig 2. met gedrongen postuur (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid) Een körrelig kereltien (Sle), zie ook körrel(ieken) 3. licht bevroren (Zuidoost-Drents zandgebied) De grond is ’n bettien körrelig (Pdh)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
korrelig , knirrelig , bijvoeglijk naamwoord , (Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe) = kruimelig, korrelig Wat zint die koekies knirrelig (Geb), Het is daor van die knirrelige grond (Sle), Sagobrij is knirrelig (Exl), Die koe hef een gezwel an het uur dat deugt niet, want het vuult zo knirrelig an (Bor), zie ook bij kniddelig
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
korrelig , [chagrijnig] , koerlig , chagrijnig.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
korrelig , körrelig , bijvoeglijk naamwoord , korrelig.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
korrelig , kirrelig , 1. klonterig; 2. korrelig; 3. korzelig (W.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal