elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: koorts

koorts , koors , koorse , koorts; de koors hebben = lijden aan de gewone tusschenpoozende, dat is anderdoagse of dardoagse (derdendaagsche) koorts, veelal als voorjaarskoorts gezonde koors geheeten. Zal eigenlijk zooveel beteekenen als: koorts, die gezond maakt. Men beweert dan ook dat men die koors niet moet opstoppen. Het woord wordt alleen dan in ’t meervoud gebruikt wanneer er sprake is van zenuwkoortsen, wondkoortsen, enz.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
koorts , koorts , (koors) , zelfstandig naamwoord , De blaas van een haring. De koorts zit langs de kuit of tussen de beide delen van de hom en is bij een strobokking zilverkleurig. – Evenzo in het Stad-Fri.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
koorts , koorts , (koors) , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , vgl. remelkoorts, rammelkoorts en rolkoorts.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
koorts , koorse , vrouwelijk , koorts
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
koorts , koors , koorze , [zelfstandig naamwoord] , koorts. Anerdoagse, daardedoagse, dubbelde daardedoagse koors. n Koors as n peerd; n dikke koors, Koors opstoppen = tot staan brengen. Zie koorzen. Middelen tegen koorts: thee van seringebladen of van paardebloemwortel of van kamille; pillen van roet. Wie niet te nauw van geweten is, maakt in een stokje zoveel kerven, als hij keren koorts gehad heeft. Dit stokje legt hij onder een vonder. Die er ‘t eerst over gaat, krijgt de koorts (dV) Zie ook drijblad 2. || koorzen
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
koorts , korts , mannelijk , koorts.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
koorts , koors , koorts
Bron: Spek, J. van der (1981), Zoetermeers woordenboek, Zoetermeer.
koorts , koors , zelfstandig naamwoord , Koorts, Zegswijze ’n dikke koors hewwe, hoge koorts hebben. – Koors as ’n peerd hewwe, zeer hoge koorts hebben.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
koorts , koors , mannelijk , koorts, zie het oudere: feeber.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
koorts , koorsen , koorts.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
koorts , korts , koorts.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
koorts , koorse , koorts. Gunninks woordenlijst van 1908: Iemaand de koorse òfschrîêven ‘iemand danig onder handen nemen’
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
koorts , kórts , koorts , Ge héd 'n hil dèl kórts, ge héd zónne róóje kop teminste, ge moet nô d’n dokter. Je hebt hoge koorts, je hebt zo'n rood gezicht tenminste, je moet naar de dokter gaan.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
koorts , koorse , koors, koorts , zelfstandig naamwoord , de; koorts
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
koorts , koerts , kors , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , - , - , koorts , VB: Wie ich de vurige wëk de grip haw haw, haw ich haos 40 graode koerts; kors
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
koorts , kôrts , koorts
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
koorts , kôôrs , koorts.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
koorts , koorse , zelfstandig naamwoord , koorts.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
koorts , kórts , koorts
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
koorts , koorse , koorsen, koortse, koortsen , koorts; koortswurtel, valeriaan, in de volksgeneeskunde gebruikt om de koortswerende werking.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
koorts , kórts , zelfstandig naamwoord , koorts (Helmond en Peelland)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
koorts , kórse , koorts
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
koorts , koors , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , (Nederweerts, Ospels) koorts; korse (meervoud) koorts
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
koorts , kors , zelfstandig naamwoord , koorts; Boutkan - Het stadsdialekt van Tilburg: klank- en vormleer (1996): ;  (blz. 28) uit cluster rts vervalt de t: kors; De Wijs – Ik mot shep-waoter waant ik hebbet op munnen borstrok en ik wil gin laast krège van de kaoi koorse, aanders begien ik te ijle (17-08-1964); Cees Robben – ’n slengske in oew neus en firtig kôôrs... (19821001); Cees Robben – Zôô heet.. om de kôôrs van te krèège... (19580201); Den aandre leej meej firtig kòrs/ meej griep int liddekaant. (Lechim; ps. v. Michel van de Ven; ongedateerd knipsel 1960-1980; uit: Den êene èn den aandere); WBD III.1.2:221 'koortsen' = koorts; Weijnen, Dialectatlas van Noord-Brabant (1952):  ik hèb wèl kórs; Boutkan - Het stadsdialekt van Tilburg: klank- en vormleer (1996): ;  (blz. 98) ik èb wè korts; A.A. Weijnen; Onderzoek dialectgrenzen in Noord-Brabant (1937) - kórs (blz. 66 en krt.45)
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal