Woord: komende
komende , kommende
, volgende. kommende week is’t kermis, volgende week is het kermis. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
komende , kommede , bijvoeglijk naamwoord
, eerstvolgende, aanstaande bv. Zondag. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
komende , kommende
, volgende Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
komende , kommede
, komende. in de uitdrukking, “kommede wêêk”, “volgende week”. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |