elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: koevereren

koevereren , koevereeren , koevreeren , in het finatieële vooruit gaan, geld winnen. , Hij is verkoevereerd.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
koevereren , koevreren , zwak werkwoord , zie koeveren. – Daarnaast koevereren. Ook van het werk gezegd, b.v. bij het bouwen en timmeren. Vorderen, opschieten. || ’Et werk koevereert al mooi.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
koevereren , koeverére , werkwoord , Gedijen, opschieten, beter worden. Uit Frans recouvrer = hernieuwen, terugkrijgen. Zegswijze ze koeverére goed, ze kunnen goed met elkaar opschieten. Vgl. Boek. onder koevreren en koeveren.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
koevereren , koeveréren , èrges op koeveréren, bekomen, vooruitgaan.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
koevereren , kuvereere , werkwoord , kuvereer, kuvereerde, gekuvereerd , verbeteringen aanbrengen
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
koevereren , kievrêêre , er op vooruitgaan, herstellen. afkomstig uit het latijn: recuperare.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal