Woord: kloven
kloven , kleuwen , [werkwoord]
, part. kleufd , kloven. Kleufholt, hout, dat bestemd is om tot brandhout gekloofd te worden, in tegenstelling van timmerhout; ook het reeds gekloofde brandhout. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
kloven , klöven , zwak werkwoord
, klooven. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
kloven , klööven , werkwoord
, kloven Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
kloven , kleuven , kloven , [werkwoord]
, 1 kloven. Hòlt kleuven; 2 ‘t laatste stukje land tussen 2 akkers in tweeën ploegen (Hogeland); spòllen. Zie rim, platvurg, plougen. || platvurg; plougen; rim Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
kloven , kluewn , zwak werkwoord
, kloven Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
kloven , kleûve
, kloven hôlt, hout kleûve hout kloven. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
kloven , kluëve
, Ned. kloven, spliëte. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
kloven , kluuëve
, doorhakken van hout in de lengte. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
kloven , kleuven
, kloven. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
kloven , kleum
, kleum, ekleufd , kloven. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
kloven , kleuven , kloven, kluven , zwak werkwoord, (on)overgankelijk
, Ook kloven (Midden-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid, Kop van Drenthe), kluven (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid in bet. 1.) = 1. kloven Ik gao dei klobbegies maor even kleuven (Vri), Bij vörstig weer wil het holt op ’n besten kluven (Sti) 2. moeizaam lopen (Zuidoost-Drents veengebied) Hij kleufde deur de modder (Bov), zie ook klauwen *Aj mij niet wilt geleuven / Dan muj het kleuven / Dan hej braandholt / Aans krieg ie het gat kaold (Ruw) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
kloven , kleúven
, kloven. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
kloven , kleuven
, (Gunninks woordenlijst van 1908) kloven Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
kloven , kleuvm
, kloven. Hölties kleuvm. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
kloven , kleuven , kloven, kluven, kloeven , werkwoord
, kloven, klieven Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
kloven , klôôve , werkwoord
, klôôf, klôôfde, geklôôfd , kloven, hout splijten Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
kloven , kluuweve
, kloven, splijten Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
kloven , kleuven
, kloven. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
kloven , kleuve , werkwoord
, klieven (Den Bosch en Meierij; Land van Cuijk) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
kloven , kluive , werkwoord
, kloven Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
kloven , kleuve , kluuve , zwak werkwoord
, klieven; WBD III.1.2:77 'kleuven ' = klieven, verdelen; WBD III.1.2:355 'kleuven' = kloven; ook 'klieven'; kluuve; H. van Rijen (1988): klieven Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |