elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: klapzweper

klapzweper , klapzweper , dunne, benige vrouw.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
klapzweper , klapzwjeeper , zelfstandig naamwoord , rijtuig-verhuurder, vrachtrijder. * Anoniem Etten, West Noord-Brabants Idioticon A – Z, ± 1929.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
klapzweper , klèpzwêeper , zelfstandig naamwoord , De Wijs – (’n rijdende bazaar komt langs) Moeder, hedde wè noodig, daor komt weer unne klepzweeper (27-12-1968); WTT 2013 - mogelijk van 'klapzweeper': iemand die de zweep laat klappen om het paard dat de kar trekt aan te sporen.
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal