elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: keuterij

keuterij , keuterij , woning, en ook het bedrijf van den keuter; zie ald.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
keuterij , keuterei , keuterij , het boerderijtje van een keuter (zie aldaar) Drentsch keuterij = de woning en het bedrijf van een keuter.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
keuterij , kuätteriie , vrouwelijk , klein boerderijtje
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
keuterij , keuteréêjke , vrouwelijk , klein boerenbedrijf.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
keuterij , keuterij , 0 , bedrijfje van een keuterboer Jan haar een klein keuterijgien (Die), Nao jaoren boerenarbeider zag hij kans op een keuterije te komen (Ruw)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
keuterij , keuterij , kleine boerderij.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
keuterij , keuteri’je , keuterderi’jgien , zelfstandig naamwoord , et; keuterij
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
keuterij , keuteréíj , kleine boerderij
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
keuterij , keuterij , zelfstandig naamwoord , keuterboerderij (Land van Cuijk)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal