Woord: kadaster
kadaster , kadaster , onzijdig
, kadaster Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
kadaster , kedaster , zelfstandig naamwoord onzijdig
, kadaster. Kedastroal. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
kadaster , kadaster , kedaster , 0
, kadasters , Ook kedaster = 1. kadaster Ik weit neit hou groot of het is Gao mor naor het kadaster (Row) 2. (Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe, N:Zuidwest-Drenthe), in Hie was hielemaole mit het kadaster in de wiere hij was hielemaole van de regel in de war (Ruw), Hij hef het kadaster in de wiere slaat de plank mis (Pes) 3. geheugen (Zuidwest-Drenthe, noord) Die hef een goed kadaster (Smi) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
kadaster , kedaster
, kadaster. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
kadaster , kedaster , zelfstandig naamwoord
, et; kantoor, instituut, dienst van het kadaster, beschrijving door het kadaster; mit et kedaster in de warre malende, er niet met z’n gedachten bij Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
kadaster , kedaster , kedààster
, kadaster Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
kadaster , kedaster
, kadaster. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
kadaster , kedaster
, kadaster Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |