elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: jaarlijks

jaarlijks  , jaorliks , jaarlijks.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
jaarlijks , joarlieks , [bijvoeglijk naamwoord] , jaarlijks. || joarlks
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
jaarlijks , jeerliks , jaarlijks.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
jaarlijks , jaorlijks , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , jaarlijks Wij moet jaorlijks nogal wat opbrengen veur dit hoes (Gas), Dit is een jaorlijks gebeuren jaarlijks terugkerend (Gie), Zij holdt jaorlijks een uutvoering (Hol)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
jaarlijks , [ieder jaar] , jorlijks , jaarlijks.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
jaarlijks , jaorliks , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , 1. ieder jaar voorkomend 2. elk jaar weer
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
jaarlijks , jorleks , jaarlijkse
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
jaarlijks , jöörlijks , bijvoeglijk naamwoord , jaarlijks.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
jaarlijks , sjaorluks , jaarlijks , wanjir is da altij dan = wanneer is dat dan altijd- nou sjaorluks = nou ieder jaar- da kom sjaorluks trug = dat komt ieder jaar terug- vruger betaolde de boere de rekening bij de smid sjaorluks = vroeger betaalden de boeren de rekening bij de smid één keer per jaar-
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
jaarlijks , jaorliks , bijvoeglijk naamwoord , jaorlikse , jaarlijks ook jäörliks
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
jaarlijks , jòrleks , bijvoeglijk naamwoord , jaarlijks; Dirk Boutkan (1996) - (blz. 34) jòrleks (met vocaalkrimping)
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal