elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: ijzelen

ijzelen , gîzelen , zwak werkwoord , ijzelen.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
ijzelen , iezêln , zie: iezen.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
ijzelen , iizelen , ijzelen
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
ijzelen , iezeln , [werkwoord] , 1 ijzelen.; 2 ijzen.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
ijzelen , giezln , zwak werkwoord , ijzelen
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
ijzelen , iezele , iezelde, haet gëiezelt , ijzelen.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
ijzelen , izjele , ijzelen.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
ijzelen , giezelen , ijzelen.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
ijzelen , giezelen , giezelen, egiezeld , ijzelen.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
ijzelen , iezeln , zwak werkwoord, onpersoonlijk , 1. ijzelen Het regent niet het iezelt (Bui), ’t Hef zo iezeld boomtoppen stunden met kop an grond (Eev), ....de toegen knapten van de bomen (Sle) 2. als griezelig ervaren (Zuidoost-Drents veengebied) Het iezelt mie tou as hij zo over dei post hen lop naor het schip (Bco), zie ook iezen
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
ijzelen , hijzelen , ijzelen.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
ijzelen , gîêzelen , (Kampereiland, Kamperveen) ijzelen
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
ijzelen , hiizelt , ijzelt , T’is mér goed dé't nie dikker hiizelt, t’is wél gevôrlek és ge'r dur moet mi de fiets. Gelukkig dat het niet vaker ijzelt, het is wel gevaarlijk voor fietsers.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
ijzelen , iezelen , werkwoord , ijzelen: het vallen van onderkoelde regen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
ijzelen , hèìjzele , ijzelen
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
ijzelen , [het zich-vormen van ijzel] , iezelen , werkwoord , iezelen, e-iezeld , ijzelen.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
ijzelen , héézele , hijzele , werkwoord , ijzelen (Eindhoven en Kempenland; Tilburg en Midden-Brabant); hijzele; ijzelen (Den Bosch en Meierij)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
ijzelen , iesele , iezele , ieseltj, ieseldje, ge-ieseldj, iezeltj, , ijzelen
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
ijzelen , iessele , werkwoord , iesseltj, iesseldje, geïesseldj , ijzelen
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
ijzelen , iêsele , iêzele , werkwoord , ijzelen
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
ijzelen , iesele , ieselde – geïeseld , ijzelen
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal