elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: hotten

hotten , hotten , intransitief werkwoord , schiften, scheiden. De melk begint te hotten. Als er eenig zuur in de melk aanwezig is, worden, vooral bij verhoogde temperatuur, de zoogenaamde hotten gevormd, doordien de kaas- en boterdeelen zich afscheiden. Van daar de spreekwijzen: het loopt in de hot, het wil niet hotten.
Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend.
hotten , hotten , zie: hōrtjen. Kil. hotten = gelukken, bij Hooft = lukken, slagen, voortgang hebben.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
hotten , hotten , zwak werkwoord , Zegsw. Het hot niet, het verdraagt elkaar niet; van spijzen. Het gevolg van dit niet hotten is onpasselijkheid. – Het wil niet hotten, het wil niet gedijen, gelukken, slagen. Evenzo bij KIL., OUDEMANS, Wdb. op Hooft, Schuermans; bij VAN DALE wordt het als verouderd opgegeven. Het is wel hetzelfde woord als hotten, schiften, van melk. Vgl. bij BOUMAN 45: het loopt in de hot; het wil niet hotten.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
hotten , hötken , wiegen
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
hotten , hottjen , hortjen , [werkwoord] , ook: hòttjen (Hogeland) = 1 vlotten, opschieten. ‘t Waark wil nait hottjen. Veel algemener is mishottjen.; 2 met horten en stoten gaan. ‘t Waark hottjet wat, ‘t wòrdt hottjen = ‘t schiet niet op.; 3 slecht lopen. Hai hottjet ter over.; 4 met horten en stoten trekken. Nou nòg even hottjen, din zit ponter vaast.; 5 hòkkebòkken. || flottjen; hokkebokken; hortjen; hozzebozzen; mishottjen
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
hotten , hotte , verzuren, schiften. De mellek hot De melk schift.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
hotten , hotte , werkwoord , Schiften. Zegswijze ’t hot niet. 1. Ze verdragen elkaar niet, gezegd van mensen en spijzen. 2. Het wil niet lukken. Zie voor de herkomst van hotten het N.E.W.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
hotten , hotken , zwak werkwoord, onovergankelijk , (Veenkoloniën) = trekken, hinken Ik haar ain opoe dai hotkede mit heur linkerbain (Vtm)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
hotten , hotten , schiften van melk.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
hotten , hotte , schiften (melk)
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
hotten , hotten , schiften.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
hotten , hotte , werkwoord , klonteren (Den Bosch en Meierij)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal