Woord: hooiwagen
hooiwagen , heuwoagen
, (Oldampt, Westerwolde, Fivelgoo) = hooiwagen. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
hooiwagen , heuwoagen , [zelfstandig naamwoord]
, 1 hooiwagen.; 2 spin met buitengewoon lange poten. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
hooiwagen , hoiwaoge , mannelijk
, langpootspin. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
hooiwagen , huiwaage , mannelijk
, huiwaages , huiwaegeske , hooiwagen; strandwagen; langpootmug, bastaardspin Opilionidea. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
hooiwagen , hòjwaage
, spin met lange poten. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
hooiwagen , heujwaegen
, 1. langpootmug. 2. hooiwagen. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
hooiwagen , heujwaeng
, 1. langpootmug; 2. hooiwagen. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
hooiwagen , heuiwagen , 0
, (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe) = 1. gewone boerenwagen, geschikt gemaakt voor het binnenhalen van hooi, z. ook zaodwagen 2. langpootmug Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
hooiwagen , hòiwagen
, 1) wagen om hooi te vervoeren; 2) langpotig, spinachtig dier. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
hooiwagen , wooiwaoge , zelfstandig naamwoord
, langpootmug. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
hooiwagen , hujwaegen , zelfstandig naamwoord
, de; wagen waarmee men hooi vervoert Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
hooiwagen , hojwaage
, 1.hooiwagen; 2. langpotig insect (spin) Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
hooiwagen , euiwaegen , zelfstandig naamwoord
, 1. hooiwagen; 2. bep. soort spin. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
hooiwagen , hojwâge
, langpootmug, hooiwagen Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
hooiwagen , heujwagen , heujwaogen, huujwagen
, hooiwagen, langpootmug (opilio parietinus). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
hooiwagen , huiwage , mannelijk
, 1. hooiwagen 2. insect, langpootmug Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
hooiwagen , huijwage , zelfstandig naamwoord
, huijwages , huijwaegeske , 1. wagen waarmee hooi wordt vervoerd 2. hooiwagen (insect) (Opilio parietinus) 3. duizendpoot (insect) (Lithobius forficatus) Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
hooiwagen , hoeëjwage , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, hoeëjwages , hooiwagen, langpootmug, spinnensoort Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
hooiwagen , huiwage
, huiwages , langpootmug Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |