Woord: hulte
hulte , hult en bult
, ongelijk. Ook in de spreekwoorden met hult en bult vertrekken. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
hulte , hult
, laagte, kuiltje. Ook is er de spreekwijze over hult en bult, dat is over alle onëffenheid van den grond heen. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
hulte , hult
, laagte in het land (van hol). In de uitdrukking: over hult en bult, over ongebaande weg. vgl. holderdebolder. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
hulte , hult én bult
, oneffen , Diejen ékker is klaor hult én bult. Die akker is oneffen. Die akker ligt er niet gaaf bij. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
hulte , hult
, in hult én bult zeer ongelijk , hult én bult zeer ongelijk Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
hulte , hult , zelfstandig naamwoord
, holte (Land van Cuijk) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
hulte , hulte , zelfstandig naamwoord
, Cees Robben – Niks dan hulten en bult (19590822); Henk van Rijen: holte, gat, kuil; Henk van Rijen: 'Hulte èn bulte' - Gaten en bobbels (in wegen) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |