Woord: hokkeling
hokkeling , hookeling , mannelijk
, hookelingen , hokkeling, pink, éénjarig rund. Men spreekt hier nog altijd van hookeling, ofschoon het hokkeling moet zijn; van daar: hookelingenbul, hookelingsvaars, een geld hookeling. De afleiding is van gehokte eerstelingen of jong vee. Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend. |
hokkeling , heukel , [zelfstandig naamwoord]
, een rund dat ouder dan een kalf, maar nog beneden het jaar oud is. Fri. hokkeling. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
hokkeling , heukêl , heukêln
, (meervoud heukêls) = hokkeling, kalf van één jaar. Te Woltersum: heukel = tweejarig rund. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
hokkeling , hokeling , hokkeling , zelfstandig naamwoord, mannelijk, vrouwelijk
, Daarnaast hokkeling. Eenjarig kalf. Ook een eenjarig schaap heet hokkeling. – In het ene dorp hoort men hokeling, in het andere hokkeling. Evenzo elders in N.-Holl. In W.-Friesl. zegt men ook hoekeling. – Vgl. KIL. “hocklinck, j. hockelinckˮ en “hocklinck, Holl. Fris. j. varseˮ, junix. – De vorm hokeling vindt men ook Octr. v. d. Oude Zijpe, Titel 32, art. 3 (a° 1710). Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
hokkeling , hokkeling , [zelfstandig naamwoord]
, ook: de hòkkeling (Westerkwartier) = zie: heukel. || heukel Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
hokkeling , heukel , zelfstandig naamwoord onzijdig
, 1 de hokkeling, gestald op ‘t heukelstaalje.; 2 opgeschoten meisje. Zo’n heukel van n wicht. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
hokkeling , heukel
, pink (halfwassen koe), afgeleid van hokkeling Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
hokkeling , hokkeling , zelfstandig naamwoord
, koe die zich wat betreft de groei tussen kalf en vaars in bevindt (KRS: Lang; LPW: Lop) Synoniem: *pink . Zie hoofdstuk 4, punt 6: het vee . Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht |
hokkeling , hokkeling , 0
, (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe) = éénjarig kalf, hokkeling De hokkelingen leupen in de potstal (Nor), Een hokkeling is een kalf beneden een jaor (Wee), Een hokkalf nume wij hier een hokkeling (Ruw) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
hokkeling , hokkeling
, jong kalf van ± 1½ jaar oud. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
hokkeling , okkelieng , zelfstandig naamwoord
, kalfje, tot 1 jaar. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
hokkeling , hokkeling , zelfstandig naamwoord
, de; 1. éénjarig kalf 2. opgeschoten jongen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
hokkeling , hokkeling , zelfstandig naamwoord
, hokkelingers , hokkeliñchie , kalf De hokkelingers lôôpe nog te waaie De éénjarige kalveren lopen nog in de wei Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
hokkeling , hokkeling , zelfstandig naamwoord
, hokkelinge , hokkelingske , eenjarig kalf Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
hokkeling , hòkkeling , zelfstandig naamwoord
, WBD jong rund, ook 'pink' genoemd of 'graskalf'; Cornelissen & Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch (1899): ; HOKKELING zelfstandig naamwoord mannelijk:-bij landb.: eenjarig kalf (nooit vr.); WNT HOKKELING - eenjarig kalf; iemand die pas komt kijken Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |