elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: hoeve

hoeve , hoef , Zelden komt men hier eene boeren-woning, of het eenvoudige woning, naar het Middeleeuwsch Lat. mansus, zeggen voor een stuk lands met een woonhuis daa
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
hoeve , hôve , hoeve.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
hoeve , hoef , hoeve , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , Afgekort uit hoeve. – 1) Hoeve, een stuk land van bepaalde grootte, Lat. mansum. Zie Mnl. Wdb. III, 487. Thans verouderd. || Enen streng daeran … ende een hoev (Assendelft, 13de e.). Hs. v. Egmond, f° 13 r°. Een half mad made doer drie hoeven op groet acker gaende, … in dien hoeft campe ende in dien drie hoeven, ald., f° 12 v°. Bergen leidt, gelijk Akersloot, in veele Hoeven verdeelt, SOETEBOOM, S. Arc. 516. – De vorm hoef is ook elders in N.-Holl. algemeen; vgl. plaatsnamen als Egmond op den Hoef, St. Hippolytushoef, Kortenhoef, enz., en Bijdr. v. h. Bisd. Haarlem 4, 258: De helft van een hoeff lants, leggende in den ban van Heemskerck by der Duyn (a° 1470). Noch … die helft van de anderhalve hoeff leggende by der Duyn, ald. 259. – Een hoef is 16 Morgen, Advers. Oostwoud, f° 282 en 284. – Zie Voorhoef. 2) Hoeve, boerderij. Weinig gebruikelijk. Men spreekt gewoonlijk van boereplaats of stolp. Vgl. Hoefakker, Hoefven.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
hoeve , houve , vrouwelijk , hoeve. De Ooster- en de Westerhoeve
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
hoeve , hoéf , hoeve. mv. húúf, pachthoeve. verkl. hùùfke.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
hoeve , hoeve , oppervlaktemaat; zoveel land, als nodig is voor een boerenbedrijf.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
hoeve , oeve , hoeve
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
hoeve , hoeve , hoef , zelfstandig naamwoord , de; 1. hoef 2. boerderij
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
hoeve , hoëf , zelfstandig naamwoord, mannelijk , hëuf , hëufke , hoeve , VB: Dy femiélie hèt iewelaank dè groeten hoëf ién 't Brook bewoend.; hofstede hoëf
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
hoeve , hóéf , hoeve
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
hoeve , oef , hoeve, boerderij. ook paardenhoef.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
hoeve , oeve , zelfstandig naamwoord , hoeve.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
hoeve , de Hoof , hoeve Zegershof
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
hoeve , hoeaf , mannelijk , boerenhofstede, boerderij , Det is eine groeaten hoeaf.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal