Woord: hemdrok
hemdrok , hemdrok
, borstrok. Bron: Ballot, A. (1870), Eigenaardigheden van het Twentsche dialect, uitgegeven in 1968, Hengelo. |
hemdrok , [kledingstuk] , hemdrok
, mansborstrok, borstrok met lange mouwen. Bij Weil. hemdrok, bij v. Dale borstrok. Ook in Gron. verstaat men onder: hemdrok, hemtrok een manskleedingstuk, onmiddellijk boven het hemd gedragen, met geheele mouwen en over elkander geslagen panden; al zoo met twee rijen knoopen. Ook Oostfr. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
hemdrok , [borstrok] , hemdròk , mannelijk
, soort van borstrok. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
hemdrok , hemdrok , hemtrok
, (onzijdig); manskleedingstuk onmiddellijk boven het hemd gedragen, met geheele mouwen en over elkander geslagen panden, alzoo met twee rijen knoopen; ook Oostfriesch; in ’t bloode hemtrok (hem-trok) = zonder jas of ander bovenkleed. Drentsch hemdrok = mansborstrok, borstrok met lange mouwen. (Bij Weil. hemdrok; v. Dale: borstrok, kamizool, hemdrok. – Een vrouwenkleedingstuk dat dezelfde diensten bewijst wordt hier borstrok geheeten.) Zie ook: enter. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
hemdrok , hemdsrok , (hemsrok) , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, Zeker kledingstuk voor mannen. Hemdrok, overhemd van wollen stof. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
hemdrok , hemdrok*
, zie ook enter *. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
hemdrok , haemprok
, borstrok. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
hemdrok , hemdrok , uitgesproken hem-tròk , zelfstandig naamwoord onzijdig
, de hemtròk (Westerkwartier en Hogeland) = onderkleed voor mannen, een borstrok met mouwen. In ‘t blode hemdròk lopen. Van ouds: n rood hemdrok aan kriegen = gegeseld worden. Fig. Hai is in ‘t hemdròk komen = mager geworden. Ain n streept hemdròk aanpazen = met een eind touw afranselen. Hai het n gòie hemdrok aan kregen: hij ziet er nu weer welgedaan uit. (Hogeland) || borstrok; ìnterhok Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
hemdrok , hemdrok , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, borstrok Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
hemdrok , hemsrok
, borstrok Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
hemdrok , himdrok , zelfstandig naamwoord
, Overhemd van een dikke, wollen stof (verouderd). Vgl. Fries himdrok. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
hemdrok , hemdrok
, bôrsrok. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
hemdrok , hémsròk
, borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
hemdrok , hemptrok
, borstrok. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
hemdrok , baaien hemdrok
, onderrok, gemaakt van dikke stof, voor in de winter. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
hemdrok , hemsrok
, borstrok. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
hemdrok , emdròk
, (Kampereiland, Kamperveen) borstrok Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
hemdrok , èmdrok , zelfstandig naamwoord
, borstrok, * Anoniem Etten, West Noord-Brabants Idioticon A – Z, ± 1929. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
hemdrok , hemprok
, borstrok. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
hemdrok , hemstrok , zelfstandig naamwoord
, hemstrokke , hemstrokkie , hemdrok (onderkleding die over het hemd werd gedragen) Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
hemdrok , hemsrok , hèmsrok
, hemsrökske , 1. borstrok; 2. onderrok Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
hemdrok , emtrok
, borstrok, (gebreid van ongebleekte witte katoen). Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
hemdrok , hêmprok , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, hêmprokke , hêmprökske , borstrok Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
hemdrok , hemtrok
, borstrok Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |