Woord: held
held , held
, zie keesköst * (bldz. 531) en vgl. roemte *, alsmede Nederlandsch: een held op de ruimte. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
held , held , [zelfstandig naamwoord]
, 1 held.; 2 een grote, in gezegden als: dat is n held van n mes, meestal ironisch. Zelfs: ‘t is n held van n winter, als er helemaal geen vorst is. Hai is n held in ‘t veld = een durfniet. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
held , held , zelfstandig naamwoord
, in de zegswijze ’t is ’n held zonder geld, gezegd van iemand zonder geld die op een eigenwijze manier adviseert hoe je met geld moet omspringen of hoe je rijk kunt worden. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
held , helt , mannelijk
, helde , held. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
held , held , 0
, helden , held Dat is ok gien held, die duurt nog niet over dat slootien springen (Sle), Het is niet zo’n grote held (Wes), Wat is dat ain held. As het er op ankomt, naait hai der uut (Vtm), L. was nooit zo’n held, mor hij hef zich toch altied best red tussen de aander jongen (Hijk), Die wil ok geern de held oethangen (Rol), Hij is de held van de dag (Dwij), Het is een held op sokken bangerik (Row), Hij is gien held in het oet de kop oetrekenen dat is niet z’n sterkste punt (Eex) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
held , hilt
, bikkel. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
held , héld , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, hélde , - , held , VB: 't Ês 'nnen échten héld es 't op loüpe aonkömp. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
held , eld , zelfstandig naamwoord
, held. Uitdr.: Een eld op sökken ‘iemand die bang uitgevallen is’. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
held , heldj , mannelijk
, heldje , held , Dao bèn ich geinen heldj in. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
held , heldj , zelfstandig naamwoord
, helje/heldje , heltje , held Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
held , hêldj , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, hêldje , held Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |