Woord: heksen
heksen , heksen , [werkwoord]
, tooveren. Spw.”hi kan heksen”, iets zeer en vlug uitvoeren. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
heksen , heksen
, in: ik ken nijt heksen! = ik doe wat ik kan, maar gij moet het onmogelijke niet van mij vergen, zegt (bv.) de dienstmeid; wie kennen nijt heksen en blouvarven tegeliek, zeggen onze huismoeders, en zooveel als: ’t eene moet naar het andere wachten, wij kunnen niet alles tegelijk doen. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
heksen , heksen , [werkwoord]
, Ik kin nait heksen! = meer dan mijn best kan ik ook niet doen. Ook: Ik kin nait heksen en blaauwvaarven; ik kin nait heksen, teuvern en blaauwvaarven; ik kin nait heksen en pankoukbakken en Hinderk begroaven. Op ‘t Hogeland: Ik kin nait wasken, swien slachten en Betto begroaven! Ain ‘t heksen leren (onder kinderen) = aan een jongen, die ‘t nog niet weet, twee halmen met een aar dwars in de mond leggen en die dan aantrekken. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
heksen , hėkse
, hėksde, haet gehėks , heksen; zich haasten. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
heksen , heksen , zwak werkwoord, onovergankelijk
, 1. heksen, toveren Wat denk ij, dat ik heksen kan? (Oos), Kalm an, ik kan niet heksen! (Zdw), ...heksen en blauwvaarven tegeliek ik kan niet zo snel iets of alles tegelijk doen (Vtm) 2. zich inspannen om iets snel te doen (Zuidoost-Drents zandgebied) Ik mus der tegen heksen (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
heksen , heksen
, opschieten. ik kan nie heksen, ik kan het niet zo snel. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
heksen , hékse
, toveren , Hét mér geduld ik kan nie hékse én anders begien'der zéllef mér ôn. Heb maar geduld ik kan niet toveren en anders begint er zelf maar aan. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
heksen , hekse
, opschieten Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
heksen , hekse
, hekstj, heksdje, gehekstj , 1. het onmogelijke doen 2. zich ~ = zich haasten , Man, ich kan neet hekse. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
heksen , hekse , werkwoord
, heksjtj, heksjdje, geheksjd , zich opjagen, heel snel werken, toveren; ich kan neet hekse – antwoord op een (onredelijke Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
heksen , hekse , werkwoord
, heksj, hekszje, geheksj , vlug iets doen Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |