Woord: handwijzer
handwijzer , handwiezer , [zelfstandig naamwoord]
, wegwijzer. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
handwijzer , handwiezer , 0
, richtingwijzer ...bij de haandwiezer langes en dan het pad aover naor de brogge (po), Der stiet een handwiezer daor bij Hoekman (Sle), zie ook handpaol Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
handwijzer , handwijzer
, wegwijzer. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
handwijzer , haandwiezer , zelfstandig naamwoord
, de; 1. handwijzer 2. dissel bij eenspan Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
handwijzer , aandwijzer , handweezer , zelfstandig naamwoord
, wegwijzer (West-Brabant); handweezer; wegwijzer (Helmond en Peelland) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
handwijzer , hanjdjwiezer , zelfstandig naamwoord
, hanjdjwiezers , hanjdjwiezerke , wegwijzer Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |