elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: gewoonlijk

gewoonlijk , gewoonlk , gewoonlek; gewoonliek; gewoonleks , [bijwoord] , gewoonlijk.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
gewoonlijk , geweunlik , gewoonlijk, zie ook: gemeinlik.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
gewoonlijk , gewònlijk , gewoonlijk.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
gewoonlijk , gewoonlik , gewoonliks , bijwoord , gewoonlijk
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
gewoonlijk , gewoenlik , bijwoord , gewoonlijk
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
gewoonlijk , gewônlek , gewoonlijk
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
gewoonlijk , gewuuenlik , gewoonlijk
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
gewoonlijk , gewuuënlik , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , gewoonlijk
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal