Woord: geweten
geweten , geweten , onzijdig
, geweten. Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
geweten , gewéten , onzijdig
, geweten. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
geweten , gewijten , gewaiten
, (= geweten, zelfstandig naamwoord); zie: veelse hozen. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
geweten , gewiètten , [gәwĭętn̥] , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, geweten Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
geweten , gewaiten , zelfstandig naamwoord onzijdig
, ‘t geweten. n Kwoad gewaiten. Hai het n gewaiten, ie kinnen der mit n peernwoagen in omhòllen = een heel ruim geweten. Zie ook veels. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
geweten , geweete , onzijdig
, geweten. Op ẹ geras geweete leet ’t zich gout sjlaope: een gerust geweten is een zacht oorkussen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
geweten , geweten , geweiten, geweeiten, gewaiten, gewieten
, (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe). Ook geweiten (Zuidoost-Drents veengebied, Kop van Drenthe), geweeiten (Midden-Drenthe, Kop van Drenthe), gewaiten (Veenkoloniën, Kop van Drenthe), gewieten (Zuidoost-Drents zandgebied) = geweten Dei het gain zuver gewaiten (Eco), Die kerel duurt alles an, die hef een roem geweten (Gas), Die man hef gien geweten (Hoh), Dat wil ik niet graag op mien geweten hebben (Zwig), Disse olde kerel hef hiel wat op zien geweten (Ruw), Hie hef een schoon geweten (Oos), ...gien rustig geweten (Nije), Dat kan hij nich aover zien geweten kriegen (Nsch), As der wat is daj nich goud daon hebt, dan knaogt je geweiten op zien slimst (Bco), Zien geweten zal wel gaon spreken (Mep), ...begunt hum te plaogen (Eex), De minister kan gooud praoten, maor het komp hum niet an ’t geweeiten betreft hemzelf niet (Gas), Hie probeert zien geweten in slaop te sussen (Emm), Wat heb ie op oen geweten? wat heb je gedaan of: wat is je boodschap? (Hgv), Ik heb gien rooie cent op mien geweiten bezit niets (Bov) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
geweten , gewééten
, geweten. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
geweten , geweten
, geweten Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
geweten , geweete , zelfstandig naamwoord
, spr: Edde ’n slècht geweete? Gevraagd aan iemand die schrikt als je onverwacht wat tegen hem zegt. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
geweten , gewèite , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, - , - , geweten , VB: Ich zeen aon de gezich dats te e sjléch gewèite hebs.; (iets op zijn geweten hebben) get op ze gewèite hebbe Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
geweten , gewiejete
, geweten Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
geweten , geweete
, geweten, gemoed , ’n Kôj geweete hébbe. Een slecht geweten hebben. Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
geweten , geweite , onzijdig
, geweten , Zie geweite laote spraeke. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
geweten , gewete , gewieëte , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, eerste vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; tweede vorm Weerts (stadweerts); geweten Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |