Woord: geslacht
geslacht , geslachte , onzijdig
, geslacht. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
geslacht , geslacht , ,
, de verwanten, de familie. Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen |
geslacht , geslacht , zelfstandig naamwoord onzijdig
, ‘t Òlle geslacht = de Joden. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
geslacht , geslachte , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, 1 kunne, 2 geslacht, 3 stam Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
geslacht , geslacht
, TL 252: ’t Olle geslacht = de Joden. Ik heb het nooit gehoord. Bron: Meijer, J. (1984). Tolk van ’t Olle Volk – Joods Supplement op het Nieuw Groninger Woordenboek van K. ter Laan. Heemstede |
geslacht , gesjlach , onzijdig
, gesjlachter , geslacht. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
geslacht , geslacht , 0
, 1. het slachten Dat was mie een geslacht vandage (Klv) 2. slachterij Ik heb het geslacht weer an kaant (Gie), Wij waren al vlot deur het geslacht hen (Bro), Het geslacht hangt in de wiemel (Wee), Geef mij mor een goed stuk geslacht in de teller (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
geslacht , geslacht , 0
, geslachten , 1. geslacht, familie Dat geslacht is no hielemaol oetstörven (Pdh), Hij is van een old geslacht (Dwi), Hij komp uut een taoi geslacht (Eri) 2. generatie Dat is van een geslacht eerder (Klv), Dat was eine oet het daarde geslacht (Ros) 3. kunne Die was van het manlijk geslacht (Nor), ...van het zwakke geslacht een vrouw (Eco) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
geslacht , geslacht
, het geslachte (varken). Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
geslacht , geslächt , zelfstandig naamwoord
, (Gunninks woordenlijst van 1908) (het) geslachte Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
geslacht , geslachte
, (Gunninks woordenlijst van 1908) geslacht, familie Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
geslacht , geslacht , geslaacht , zelfstandig naamwoord
, et; het geslachte vee, hetgeen door slachten aan voedsel is verkregen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
geslacht , geslacht , geslaacht , zelfstandig naamwoord
, et; geslacht Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
geslacht , gesjlach zién
, doodmoe , (doodmoe zijn) gesjlach zién Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |