elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: foep

foep , foep , vrouwelijk , dikke vrouw met bepaalde loop (juffrouw Foep) [Oef]
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
foep , foep , foepe , onrijpe ronde dennenappel(s)? (lang van lengte)
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
foep , foeks , meervoud , foekse , dennenappel(s) [Mill]
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
foep , foek , Ook foep: veerkracht (van zaken), moed, geestkracht (van personen). De foep is uit die veer, die veer is slap; de foek is uit hum uit, hij mist alle moed.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
foep , foep , dennenappel.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
foep , foep , (Gunninks woordenlijst van 1908) kracht, energie
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
foep , foep , dikke foep , zelfstandig naamwoord , dikkerd, scheldwoord. “Dikke foep”. zn - persoon, lang van postuur.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
foep , foep , kracht, fut. De foep is der uut.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
foep , foep , dennenappel
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
foep , foep , (dikke foep) dikke vrouw of een dik meisje, bij een oudere vrouw was het alleen de aanduiding van dik zijn, maar bij een jong meisje was het te , gij meu-nie meedoen, vuile dikke foep = jij mag niet meedoen dikzak-
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
foep , foep , dik persoon
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
foep , foep , fut; de foep is ter uut, de rek is er uit (elastiek).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
foep , foempa , zelfstandig naamwoord , dikke vrouw (Den Bosch en Meierij)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
foep , faôp , faop , zelfstandig naamwoord , fäôp/fäöp , fäöpke , ouderwetse, door lucht aangeblazen autotoeter ook träöt
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
foep , foêp , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , foêpe , fuupke , claxon (van auto)
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal