elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: fletsen

fletsen , fletsen , Een klap geven. – Flets, klap.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
fletsen , flatse , bij het beugelen den bal langs het doel slaan.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
fletsen , flatsen , ook flansen: iets weggooien.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
fletsen , [weggooien] , flatsen , (weg)gooien (W.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
fletsen , flatse , werkwoord , neergooien, laten vallen (Land van Cuijk)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
fletsen , [neergooien ] , flatse , flatstj, flatsdje, geflatstj , 1. neergooien 2. zakken voor een examen
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal