elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: erwtensoep

erwtensoep , arftjesoep , erwtesoep. Verkleinwoord als: krintjebrei, potjemeel, eertjebeien, enz.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
erwtensoep , ertesop , vrouwelijk , ertesöpke , erwtensoep. Ertesop en boukeskouk deit in de zieë gout: erwtensoep en boekweitpannekoek is voedzaam.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
erwtensoep , ärfensoep , snert.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
erwtensoep , ärfensoep , erwtensoep.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
erwtensoep , ertesoep , erwtensoep, snert. Bij hitte en vorst, erwtensoep bij van Dorst.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
erwtensoep , ärftensoep , snert
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
erwtensoep , atesoep , zelfstandig naamwoord , de; erwtensoep
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
erwtensoep , értsop , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , - , értsöpke , erwtensoep , VB: V'r zegke értsop en boensop en neet értesop en boenesop.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
erwtensoep , èrtsoep , erwtensoep, snert
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
erwtensoep , artsoep , erwtensoep. ook “aartesoep”.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
erwtensoep , ärftensoep , ärtensoep , zelfstandig naamwoord , erwtensoep, snert. Zie ook: snärt.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
erwtensoep , artsoep , zelfstandig naamwoord , erwtensoep (West-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
erwtensoep , [erwtensoep] , ertesop , vrouwelijk , erwtensoep , Ertesop is sangerendaags nog lekkerder.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
erwtensoep , êrtesop , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , êrtesöpke , erwtensoep
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
erwtensoep , èrtesoep , èrtsoep , zelfstandig naamwoord , "erwtensoep; Piet van Beers –; ""Agge tòch gaot Bal,"" ...zeej Merie; ""Brèng dan wè Praaje meej. Tweej dikke, vur den Èrtesoep; èn wè vur den Hasjee"" (CuBra); Piet van Beers –; Ast rèègent of miezert, of 't waait er es flink. Dan zègge ze: ""Wè ist toch wir snèrtweer.""; Ik haaw nie van rèègen èn òk nie van wènd. Mar... van èrtesoep hèb ik gin afkeer. (CuBra); èrtsoep; erwtensoep; èrtsoep meej wòrst; Piet van Beers – ‘De donkere daoge vur Kèrsemis’: Én as dan telèste/ de middag vurbij is/ Dan wèèrm ik dè pènneke/ èrtsoep mar op. (Spoeje doemmeniemer; 2009); Piet van Beers – ‘Praaj’: ""Breng dan wè Praaje meej./ Tweej dikke, vur den Ertesoep/ èn wè vur den Hasjee"" (Spoeje doemmeniemer; 2009); Cornelissen & Vervliet - Idioticon van het Antwerpsch - 1899 -  ERTSOEP, ERTSOP zelfstandig naamwoord  v. - erwtensoep; zie snèrt"
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal