Woord: doodbidden
doodbidden , doodbidden
, Laat jij je eigen maar doodbidden in het Weeshuis! (gehoord te Utrecht, 1880). Zooveel als: van mijn part kun je dood gaan. Zachte manier om te zeggen: stik! of: verrek! [Voor Roomschen die op hun uiterste liggen laat de familie de ‘onschuldige’ kinderen in het Weeshuis wel voorbeden doen, ‘om al wat hem (den stervende) zalig is’ (’t zij dood, ’t zij levend).] Bron: Beets, A. (1927), ‘Utrechtsche Volkswoorden en Volksgezegden’, in: Driemaandelijksche bladen 22, 1, 1-30, 73-84. Groningen |
doodbidden , dootbaeë
, doodbidden. “Laot tich dootbaeë veur e vaat erte” wordt gezegd tegen een nietswaardige vent. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
doodbidden , doodbidden
, 1) uitnodigen voor de begrafenis; 2) gezamenlijk gebed bij een overledene. We gaon tante Trui doodbidden. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
doodbidden , [doodbidden ] , doeadbaeje
, dood laten verklaren , Kaerel, doe duis nörges mieë aan mèt, doe kóns dich net zoea good laote doeadbaeje. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |