Woord: cijns
cijns , tijns
, voor schatting. Het wordt doorgaans bij cijnsen gevoegd, cijnsen en tijnsen. Ondertusschen schijnt het oorspronkelijk een en hetzelfde woord te zijn, Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
cijns , cies
, belasting, cijns. Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94 |
cijns , cijns
, belasting. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
cijns , siens , zelfstandig naamwoord
, de; accijns Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
cijns , cèìjns
, belasting Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |