Woord: cichorei
cichorei , sokery , vrouwelijk
, cichorium intybus. Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
cichorei , sōkkerai , sukkerai
, (Goorecht) = krai (Marne, enz.) = cichorei, bij Weil. suikerei, v. Dale suikerei of suikerij; sōkkeraibrander = cichoreifabrikant; sōkkeraitrōm = trommeltje met cichorei, in eene huishouding. Zoo: sōkkeraifoabriek, sōkkeraibranderei, sōkkeraiwortel, sōkkeraiwoater. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
cichorei , sü̂̂kerei
, Cichorei. Ook W.-Vl. Vgl. peerdjen. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
cichorei , sokkerai*
, bij v. Dale ook “suikerei” en “suikerij.” Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
cichorei , sü̂kerei
, Cichorei. Ook: W.-Vl. Verg. peerdjen. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
cichorei , sôkkerei
, cichorei. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
cichorei , sokkeräi
, cichorei Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
cichorei , kraai , [zelfstandig naamwoord]
, sokkeraai. Ik bin aaltied hail zuneg mit kraai (Geert Blas). , (Hogeland) Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
cichorei , sokkeraai , sukkeraai , [zelfstandig naamwoord]
, ook: sukkeraai (Stad; Hogeland en Westerkwartier) =cichorei. Gebruikt in de koffie en ook als volksmiddel voor bloedende wonden. Zie ook kraai en kniepsel. || Kniepsel; kraai Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
cichorei , suukeràj , zelfstandig naamwoord
, cichorei Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
cichorei , sukeréêj , mannelijk
, cichorei (surrogaat koffie.) Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
cichorei , sokkeraai , sokkeraaie
, cichorei Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
cichorei , sókkerei , mannelijk
, cichorei, gemalen wortel van de cichoreiplant. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
cichorei , sucherei
, cichorei. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
cichorei , sukerei , sukkerei, sukkereie, sukkerai , 0
, (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe). Ook sukkerei (Midden-Drenthe, Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid, Zuidoost-Drents zandgebied), sukkereie (Zuidwest-Drenthe, zuid), sukkerai (Kop van Drenthe, Veenkoloniën) = cichorei Vrogger kregen wij bij het brood bobbelnat. Dat is opgewaarmde koffie met wat sukkerei (And), Half loodtie half en dik kloet sukkerei gezegd van slechte koffie (Hol), z. ook sukerstroop Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
cichorei , cichrei , suikerij
, cichorei, koffiesurrogaat bereid uit de gedroogde en daarna gemalen wortel van de cirocheiplant. (Buisman). surrogaatkoffie, ook wel buisman genoemd, gemaakt van de geroosterde en gemalen wortel van de cichoreiplant. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
cichorei , siecherei
, cichorei Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
cichorei , sukerei , sukerein
, cichorei. Ook: Gunninks woordenlijst van 1908: sukerein Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
cichorei , sukerei
, cichorei. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
cichorei , sukerei , sukeri’j, sucheri’j , zelfstandig naamwoord
, de; cichorei Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
cichorei , sôkkerej , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, - , - , cichorei , VB: Ich wèit neet of ze allewyl nog sôkkerej bié de koffie doén, meh vreuger waol: Buisman heet dè.; paardenbloem sôkkerej Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
cichorei , sùìjkeréíj , sekréíj
, surrogaatkoffie Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
cichorei , siegerei , zelfstandig naamwoord
, cichoreikoffie, koffiesurrogaat. Zie ook: sjiegerei, kniep-of. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
cichorei , sjiegerei , zelfstandig naamwoord
, cichorei, surrogaat voor koffie. Zie ook: siegerei, kniep-of. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
cichorei , sukerei , sukerein
, 1. cichorei; 2. surrogaatkoffie (gemaakt van cichorei). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
cichorei , sekraai, sekrèèj , zelfstandig naamwoord
, cichorei (Tilburg en Midden-Brabant; Den Bosch en Meierij) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
cichorei , soikerééj , zelfstandig naamwoord
, cichorei (Helmond en Peelland) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
cichorei , sekraaj , zelfstandig naamwoord
, Henk van Rijen - cichorei (Cichorium intybus); Cees Robben - sekraai (19680405); Cees Robben - sekraai (19630628); WBD III.2.3:278 'sekraai', 'cichoreikoffie' = cichorei; A.P. de Bont - Dialekt van Kempenland - 1958 e.v. - ; sekrä.i, zelfstandig naamwoord m. 'cikorei'; WNT geeft vr. voor 'sekraei = vermolmd hout; Bosch sekrei - cichorei; WNT CICHOREI, chicorei, suikerij - benaming v. d. planten v. h. geslacht Cichorium, inz. v. d. inheemsche soort Cichorium intybus. Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
cichorei , sekrei
, cichorei Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |