elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: butsen

butsen , butsen , "voor kneuzen, zoo drukken, dat er eene deuk of holligheid veroorzaakt wordt; en buts voor kneuzing."
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
butsen , butse , slaan D’r op butse Erop slaan.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
butsen , butsen , werkwoord , kneuzen, stoten. Die appels zèn ammel gebutst.
Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek
butsen , butsen , indeuken, van vruchten en metalen voorwerpen.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
butsen , butse , kneuzen, stuiteren , És ge appel plukt moet'te ze nie in'new'we körf góóje want dan butse ze allemôl. Als je appels plukt moet je ze niet in je korf gooien want dan kneuzen ze allemaal.
Diejen bol moet'tes wa óppómpe wan’tie butst nie goed mér, dé's niks wérd zóó. Die bal moet je eens oppompen want hij stuitert niet goed meer, het is niet goed zo.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
butsen , butse , indeuken
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
butsen , butse , botsen, kaatsen
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
butsen , butse , werkwoord , deuken (Land van Cuijk; West-Brabant); butse; stuiteren, botsen (Helmond en Peelland)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
butsen , butse , zwak werkwoord , butse - butste - gebutst , blutse; deuken, kneuzen, b.v. van vallend fruit ('blutse'); Ge waart in et kiepenhok gekropen en ge had er aaikes uit de nist gehaold en 'n stuk of tien hadde 'r op de deur van de schuur kapot gebutst en uitgesmeerd en toen kwaamde mee oew haanden en oew kleere vol aaiketiet binneloope en ge riept dè ge de deur toch zoo schoon geverfd had! (Jan Jaansen; ps. v. Piet Heerkens svd; ’Oome Teun op collecte’; feuilleton in 3 afl. in de NTC 12-8-1939 –26-8-1939); Stadsnieuws: As ge teegen ene lantèèrepaol lopt, kunde oewen tiest aoreg butse(10080); Jan Naaijkens - Dè's Biks - 1992 – ; (1992): butse - kneuzen, stoten; J. Cornelissen & J.B. Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch dialect (1899): BUTSEN - blutsen, indeuken; J. H. Hoeufft, Proeve van Bredaasch Taal-eigen (1836): BUTSEN voor kneuzen; z.a. C. Verhoeven, Herinneringen aan mijn moedertaal (1978): BUTSEN ov. en onov.ww, door vallen of stoten een deuk of beurse plek oplopen of bezorgen: 'ne gebutsten appel. WBD III.1.2:68 'butsen' = blutsen
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
butsen , butse , butsde – gebuts , kneuzen
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal