Woord: brander
brander , brander
, in: hij het ’n brander op dat wicht = heeft op haar een goed oog, letterlijk: wil haar in liefde doen ontbranden; hij krigt ’n brander = eene ernstige aanmaning om eene schuld te betalen. Vgl. brandbrijf. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
brander , brander , [zelfstandig naamwoord]
, het toestel in de petroleumlamp, waar ‘t kousje in zit. , van laamp Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
brander , brander , [zelfstandig naamwoord]
, hartstocht, in de uitdrukking: hai het n brander op dat wicht. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
brander , brander , [zelfstandig naamwoord]
, eigenaar van een branderij. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
brander , brenner , mannelijk
, brennesj , brennerke , jeneverstoker. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
brander , braanderd
, 1. ongeduldig persoon; 2. jachtig persoon Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
brander , braander , 0
, braanders , Var. als bij branden = brander De bra(a)nder van de pietreulielamp (Sle), Een braander in een kom met eulie als verlichting (Bal) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
brander , bráánder
, lampje, peer. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
brander , brander
, brander: arbeider in de branderij Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
brander , braander , zelfstandig naamwoord
, de; brander, nl. om aan de vlam een bepaalde vorm te geven; de glazen vorm, het deel van lamp waarbinnen het branden plaatsvindt of ook het gehele toestel Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
brander , brenner , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, brenners , - , snijbrander , VB: Mêt 'nne brenner kêns te sjtaole pläote ién sjtökker branne. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
brander , bràànder
, lamp Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
brander , brenjer , zelfstandig naamwoord
, brenjers , brenjerke , brander Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |