elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: boterkletser

boterkletser , bótterkletser , arbeider inne bótterfabriek.
Bron: Kuipers, Cor e.a. (1993), Zò bót ás en hiëp. Plat Hôrster, Horst.
boterkletser , bòtterkletser , 1) grote platte lepel om boter mee te maken; 2) botermaker.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
boterkletser , bôtterklètser , botermaker
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
boterkletser , bôtterklètser , platte lepel (houten)
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal