Woord: boomaarde
boomaarde , bòmeerd
, binnenste van een holle knotwilg, gebruikt om planten in te zetten. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
boomaarde , bwoomèèrde , zelfstandig naamwoord
, zand met rot hout, zie: knùstenèèrde. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
boomaarde , bômeerd
, potgrond Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |