elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: boenen

boenen , boenen , zwak werkwoord, transitief , Met water nat maken en vervolgens met de boender schrobben; van houtwerk, keukengerei, enz. – Evenzo elders in N.-Holl., in Friesl., Gron., enz.; zie Ned. Wdb. III, 151 vgll. – Vgl. boenstoep, boenwal.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
boenen , böunen , zwak werkwoord , boenen, wegjagen. De hounder wegböunen.
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
boenen , bounen , [werkwoord] , boenen. Stalen bounen = de stallen schoonmaken.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
boenen , boenen , bonen, boounen, bounen , (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe). Ook bonen (Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid), boounen (Midden-Drenthe, Kop van Drenthe), bounen (Kop van Drenthe, Veenkoloniën, Zuidoost-Drents veengebied) = boenen Bij de schoonmaak mut het achterschot eboend worden (Hol), Zie wilt er gien half uur op boenen, op zo’n pèerd (Sle)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
boenen , buunderen , boenen, schrobben.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
boenen , boenen , bôênen , boenen. Ook: Gunninks woordenlijst van 1908: bôênen
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
boenen , bunen , buuinen, beunen, beune, beun , werkwoord , boenen, nl. schrobbend schoonmaken met gebruikmaking van water
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
boenen , boene , werkwoord , boen, boende, geboend , boenen (met water en bezem de straat schoonmaken)
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
boenen , buune , werkwoord , boenen, poetsen (Tilburg en Midden-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
boenen , buune , zwak werkwoord , buune - buunde - gebuund , boenen, poetsen; Henk van Rijen: gimme is en töddeke om dèdaf te buune; korte uu, hoewel B 'bune' noteert; J. H. Hoeufft, Proeve van Bredaasch Taal-eigen (1836): zie: schuren
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal