Woord: blad
blad , blad , onzijdig
, tong. [In scherts.] Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange. |
blad , blad , onzijdig
, blaaë , blad. Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
blad , blad , onzijdig
, blaaë, blare , blad. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
blad , bloaren
, meervoud van: blad, en: blaar; ’k heb bloaren in de hand; bin twei bloaren oet mien bouk. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
blad , blad
, (meervoud bloaren = bladen, en: bladeren); trillen as ’n blad = beven als een riet; ’n maid (of: wicht) as ’n blad = eene gezonde, blozende, flink gebouwd meisje. Ironisch wordt er achter gevoegd: brijt van schōlders en smal van gad. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
blad , blad , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, Meerv. bladen. Zie de wdbb. – In de houthandel. Deel, gezaagde plank, doch alleen van eiken-, iepen-, of een ander hard hout. Reeds bij HADR. JUNIUS, Nomencl. 158b: Asseres, assamenta, delen, plancken, bladen, berderen. Vgl. ook Mnl. Wdb. I, 1289. || Geer ers ’en halfduims blaadje an. (Sy) sullen de selve Bleeck-velden ... mogen ghebruycken tot Wagenschot-bladen te setten, Priv. v. Westz. 540 (a° 1645). (Sy) hebben gesien dat de dief bezig was met eeken bladen uyt de ... houttuyn in sijn schuytje ... te brengen, (en) vijfmaal telkens een blad bragt in het schuytje, en deselve leyden op die bladen, die er reeds in lagen, Hs. T. 31, f° 76 v° (W. Zaandam, a° 1741), prov. arch. 15 Eeken vathoudsbladen, ald. f° 77 v°. 108 Vathoudsbladen, waardig - 27, -, 4 pijphoutbladen, waardig f 2:10, -, ald. f° 87 v°. 14 Bladen 1 duyms vathout, 15 bladen, 1¼ duyms, dito, ... 10 bladen 2 duyms dito, ... 2 blok en enige bladen vathout, Hs. T. 33 (W. Zaandam, a° 1779), prov. archief. 3 Vure spreiselbladen, 18 voet, ald. (a° 1800). 17 blaadjes spreisel, lang 2 el, 8 palm, breed 250 streep, Invent. molenmakerij (Zaandijk, a° 1846). 4 Eiken blaaden, 1 duim, 8 voet, diverse slortblaaden-veeren, Invent. (Westzaan, a° 1787), Zaanl. Oudhk. – Vgl. samenst. lepelblad, melkblad, poddeblad. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
blad , blad*
, vgl. wicht * (bldz. 578.) Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
blad , blaad
, blaedjes , blaedje , blad. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
blad , blad , onzijdig
, bläâ Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
blad , blad , zelfstandig naamwoord onzijdig
, 1 blad; mv. bloaden of bloaren; verkleinwoord bloadje = presenteerblad, anders bladje. Spr. n Òl bok lust wel n gruin bladje. Hai staait bie mie in n goud bladje. ‘t Bladje is omkeerd (ontleend aan een blad papier). Ook is ‘t bladje = ‘t weekblad. ‘t Is n maaid as n blad = flink en knap. Schertsend hoort er nog bij: braid van scholders, smaal van gat. Hai nemt gain blad veur de mond. Hai is omkeerd as ‘t blad van n boom. Hai trilt as n blad. Hai staait in gain goud bladje.; 2 n Blad stainen bij het tichelwerk zijn stenen, opgestapeld in de vorm van een muur. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
blad , blad , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, blaan , blàekn, blàekens , blad Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
blad , blaojer
, bladen De blaojer van ’n buukske. bladen van een boek. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
blad , blaojer
, bledjes , bladeren (blaadjes) van een boom. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
blad , bled
, deel van de kolenkachel Bron: Spek, J. van der (1981), Zoetermeers woordenboek, Zoetermeer. |
blad , blaat , onzijdig
, blaar , blaetje , blad; tong. Ės de blaar van de boum valle, krich er ’t gėk veedel: in de herfst loopt het hem een beetje door elkaar. Ės de blaar valle en ės de boone bluie, isser oet ’t huske: in het najaar en in ’t voorjaar is hij lichtelijk getikt. < Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
blad , blaad
, miërvoud ván blaad. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
blad , bla
, blad, bijv. van een boom; elk van de beide zijden van een blad in een boek, tijdschrift enzovoorts; meervoud blaar. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
blad , bled , zelfstandig naamwoord
, blad van een schop (KRS: Hout; LPW: Lop) Ook in de Vechtstreek (Van Veen 1989, p. 39). Zie verder Van Veen 1964, p. 28-30 en kaart 1 (hand ) en Van Veen 1989, p. 165 en kaart 1. Blijkens deze kaart kent de Kromme-Rijnstreek overwegend rekking van a tot aa , en is de ontwikkeling tot e hier uitzonderlijk. Zie hoofdstuk 4, punt 5: gereedschap . Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht |
blad , blae
, 1. bladeren. 2. vellen papier. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
blad , blaeren
, bladen (zn.). Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
blad , blad , 0
, bla, bladen , 1. blad van plant of boom Briede of grote bla ridderzuring, Rumex obtusifolius (Sle), Hij nemp gien blad veur de mond (Klv), Hij is ummekeerd as een blad an een boom (Wap), As het blad van de eerpels krult, kriej regen (Hijk), As het blad an, as het blad van de bomen komp, kriegt de gekken een tik (Zey), In een goud bladje kommen (Erf), Hij hef er iene an ’t blad harken is niet goed wijs (Bro), As het blad zo groot is as een gulden is er weide (Rui), As het blad zo groot is as een kwartien is er weide (Sle) 2. blad papier Hij speult van blad bladmuziek (Mep), Het is geen onbeschreven blad (Flu) (fig.) 3. tijdschrift(je) De advertentie stiet nog niet in het bladtie (Ass) 4. platte, soms gebogen brede voorwerpen, zoals blad van een tafel, een schop, een ploeg, een mes, een zaag of het schouderblad, een theeblad of de helft van een oorijzer etc. Aj het spitten daon hebt, muuj even het blad schone maken, veur aj het opbargt (Dwij), Het blad van een ooriezer (Ruw), Aj een bok of hert wilt schieten moej op het blad schieten schouderblad (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
blad , blèdje
, blad, tijdschrift. Hij blaoiert in ’n blèdje. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
blad , blad
, blad. mv. blaoi, blaojer. verkl. blaoike, bleeike, blèdje. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
blad , blad
, bladen , blatien, blagien , (verkleinwoord blatien / blagien (Kampereiland)), blad Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
blad , blaoi , zelfstandig naamwoord
, spr: Meej d’n blaoi wiende de gaoi. Met veel reclame behaal je winst. * Anoniem Etten, West Noord-Brabants Idioticon A – Z, ± 1929. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
blad , blae
, bladen, bladeren. Daor laagn losse blae in ’t boek. De blae zit dit jaor lange an de baomm. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
blad , blaojke
, blaadje , De zé zó gewilleg, wul’de in 'n goej blaojke komme bè'mén? héd'de iet nóddeg? Je bent zo gedienstig, wil je in een goed blaadje komen bij mij? heb je iets nodig? Nen aauwe bók lust ók nog wél ‘n gruun blaojke. Een oude bok lust ook nog wel eens een groen blaadje. Een oude man wil ook nog graag in de belangstelling staan bij de jonge meiden. Meervoud blaojkes. Die aauw béúm hiernéffe laote dees jaor irder d'r blaojkes valle van de drugt. Die oude bomen hiernaast laten dit jaar eerder hun blaadjes vallen vanwege de droogte. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
blad , blaor
, bladeren , T’is wa meej die blaor, ge kunt ônhaauwend ôn't kèère én dan héllep'pet nog nie. Het is wat met die bladeren, je moet regelmatig opvegen en dan helpt het nog niet. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
blad , blad , zelfstandig naamwoord
, et 1. gebladerte 2. exemplaar van een blad van een boom, plant 3. tafelblad (ook als aanzetstuk) 4. plat deel van een voorwerp, gereedschap e.d. (waarmee men graaft, snijdt e.d.) 5. elk van de wielachtige elementen met tanden in de vorm van ijzeren pennen van een hooimachine 6. dienblad, theeblad e.d. 7. blad papier, stuk papier e.d. 8. blad van een boek, krant e.d. 9. tijdschrift, periodiek, krant Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
blad , bled , zelfstandig naamwoord
, bleds , bleddechie , blad van metaal (bijv. kachelplaat) Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
blad , bläod , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, bläojer , blèdsje , blad , VB: Dène hebbe geng bläojer meh naolde.; tong bläod VB: D'n hoond haw 't wérm, 'r haw ze bläod oéthange, Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
blad , blèdje
, tijdschrift Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
blad , blaojers
, boombladeren, vellen papier. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
blad , blaojke
, blaadje. ook vloeipapiertje om sigaret in te rollen. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
blad , blad , zelfstandig naamwoord
, blaegien , blad. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
blad , blaojke
, blaojkes, blaojer , 1. velletje papier, 2. blaadje van bomen , 1. schrijf ’t mar efkes op un blaojke = schrijf het maar even op een velletje papier Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
blad , blad
, blâr , blèèjke , 1. blad, bladeren; 2. tijdschrift, bladen Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
blad , blèt
, dienblad , un blèt bier een blad bier Bron: Gast, C. de (2011), ’t Boekske van de Aolburgse taol, Wijk en Aalburg: Stichting behoud Aalburgs dialect. |
blad , bled
, blad. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
blad , blaoier , zelfstandig naamwoord, meervoud
, bladeren, bladen (Tilburg en Midden-Brabant); blaoike; blaadje (Den Bosch en Meierij; West-Brabant); blèèjke ; blaadje (Eindhoven en Kempenland) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
blad , blaad , onzijdig
, blajer , blaedje , 1. blad 2. weekblad , Ei greun blaedje. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
blad , blaâd , blaad , zelfstandig naamwoord
, blajer , blaetje , 1. blad 2. tong: haod dien blaad bènne – hou je tong in je mond Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
blad , blaad , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, blaar , blaedje , blad, pagina Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
blad , blaar
, blad; d’r lei ’n blaar in de sloei Bron: Grauw, Sibrand de en Gerard Gast (2014), ABC Dordt. Dordtse woorden en uitdrukkingen, dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypes, Asaprint Uitgeverij, Dordrecht. |
blad , blad , zelfstandig naamwoord
, blaojer , blaojke, blòjke , 1. blad van planten; - meervoud = blaojer; Dirk Boutkan: (blz. 36) meervoud: blaojer; - verkleinwoord = blòjke, blòjkes; Dialectenquête 1879: dooi bloajer - dorre bladeren; - Nen aawen bók lust ók wèl en gruun blaojke .Cees Robben: De blaojkes wiegen af èn aon; Frans Verbunt: boombladeren; WBD III.4.3:87 blaojer - loof; ook genoemd: lôof, 'blaar'; 2. blad, drager van informatie; zoals krant, tijdschrift; - meervoud = blaojer; - verkleinwoord = blòjke, blòjkes; GG blaadje, tijdschrift et blòjke - het clubblad, het parochieblad; Kees & Bart (krantenrubriek 1922-193?): 'dagblaoden'; Frans Verbunt: tijdschriften; Wir heej den aawe Vadder Tèèd/ en Blaoike vol geschrêeve... (Lechim; ps. v. Michel van de Ven; ongedateerd knipsel 1960-1980; uit: En nuu begien); J. Cornelissen & J.B. Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch dialect (1899): BLAAIKE(N) zelfstandig naamwoord.o. - Verkleinwoord v. blad, Fr. feuille. Spr. Bij iemand op een goed/ slecht blaaiken staan .3. andere betekenissen; Reelick, Bosch' woordenboek (1993 & 2002): blaaiere - bladeren; ergens minder van worden; Ook: slagvenster, vensterluik, vensterblind, Fr. volet, contrevent.; blaojke; verkleinwoord blaadje; De blaoikes in et bos ... (Piet Heerkens; uit: De Kinkenduut, ‘In et bos’, 1941); Cees Robben – De blaoikes wiegen af en aon... (19571102); Cees Robben – De blaoikes van den lendenbôôm... die hebben veul geheurd... (19540522); zie blad; blaoje(r) van blad; bladeren; ik heur geluk in 't ritsele van de blaoier (Piet Heerkens; uit: De Kinkenduut, ‘Geluk’, 1941); Cees Robben – de blaoier vallen vruug van ielek bömke... (19570704); Cees Robben – Blaoier vallen... bruin en rôôd.. (19591031); en löster nor-'t geflöster/ van de wend in de leste blaoier (Lauran Toorians; Nòjaorsaovend; CuBra; 200?); Èn et grasvèld leej gelèèk bezaajd/ meej blaojer, van de bôom gewaajd... (Henriëtte Vunderink, Hèrfst, uit: Tis de moejte wèrd; 2011); zie blad Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
blad , blaad
, blaar , bledje , blad; tijdschrift Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |