Woord: bijdraaien
bijdraaien , [toegeven] , bijdreien
, (bijdraaien) = toegeven in een’ woordentwist. Gron. biedraien = toegeven, Oostfr. biedreien. Aan de zeevaart ontleend. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
bijdraaien , biedraien
, (= bijdraaien) = inschenken = toegeven, Oostfriesch biedreien. Het eerste is aan de zeevaart; het tweede aan het gebruik om een’ twist af te drinken, ontleend. (v. Dale: bijdraaien = fig. zijnen toon lager stemmen, zoete broodjes bakken, water in zijnen wijn doen.) Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
bijdraaien , biejdreejn , werkwoord
, 1 met een voertuig langszij komen, 2 bijdraaien Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
bijdraaien , biedreeë
, dreede bie, haet of is biegedreet , bijdraaien; toegeven. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
bijdraaien , bijdrèeien , zwak werkwoord, onovergankelijk
, bijdraaien Het komp nog wal goud; hij draait al mooi bie (Bco), Je moet een beetien bijdrèeien, dan kan ik er ok langs (Bor) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bijdraaien , [toegeven] , bijdrijen
, toegeven. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
bijdraaien , bi’jdri’jen , werkwoord
, bijdraaien: meegaand worden Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
bijdraaien , biédrieje , werkwoord
, driejde bié, biégedriejd , aandraaien , VB: Ich woûw die sjroûf good bièdrieje meh ze wäor gaans duel. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
bijdraaien , bèdréíje
, toegeven Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
bijdraaien , bi’jdreien , werkwoord
, bijdraaien. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
bijdraaien , biedrejje
, bijdraaien, toegeven , Laot ’m mer gewaere, dae drejtj waal bie. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |