Woord: beu
beu , beu , bui
, Dit woord beteekent tot walgens toe verzadigd, meest in den ligchamelijken zin hier in gebruik. Het wordt thans voor gemeen en laag gehouden en men du Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
beu , ba , bijwoord
, beu, zat. De kat is de zoete melk ba, men wordt het eindelijk ba, hij zal dat spoedig ba zijn: het staat hem nu reeds tegen, het walgt hem. Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend. |
beu , bel
, 1. afkeerig; bel van iets zijn = een walg aan iets hebben, Nederl. beu van iets wezen. 2. gemelijk, slecht gehumeurd, onvriendelijk; bel tegen iemand zijn = hem kortaf antwoorden. 3. ongedaan, onfrisch, afgemat door nachtwaken. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
beu , bö , bijvoeglijk naamwoord
, ’k bün der bö van, ik heb er genoeg van. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
beu , ba , bijvoeglijk naamwoord
, In de zegsw. Ik ben het ba, ik ben het beu, ik heb er genoeg van. – Gewestelijk ook elders bekend. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
beu , beu , bijvoeglijk naamwoord
, beu Ik bin der beu van ik heb er genoeg van (Hav), zie ook flauw Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
beu , buj
, beu, genoeg. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
beu , beuj
, moe , Ik zéij die gemintebelaasting beuj want ze drao’je’new stillekes wél ne póót ût. Ik ben die gemeentebelasting moe want ze draaien je stilaan wel een poot uit. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
beu , beu
, beu, bijv. d’r beu van wezen het beu zijn Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |