elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: betamen

betamen , betoamen , [werkwoord] , betamen. Zo wat betoamt tòch nait.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
betamen , betaamm , zwak werkwoord , betamen, ook wed. behoren
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
betamen , betaomen , passen, behoren. da páást nie, dat hoort niet.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
betamen , betamen , betamen
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
betamen , betuuëme , werkwoord , betamen
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
betamen , betaome , zwak werkwoord , betamen; B betaome - betòmde - betòmd; ook in tegenwoordige tijd vocaalkrimping: et betòmt
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal