elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: bestel

bestel , bestel , werk, zaak. , Het is een raar bestel voor: het is eene eigenaardige zaak. Het is een heel bestel, voor: het is een voornaam werk.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
bestel , mastel , bestel, mestel, mutsel , voor een bekend gebak. Wordt hier meest verkeerdelijk bestel genoemd. Dat echter de m en b in onze taal veeltijds verwisseld worden, blijkt uit
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
bestel , bestel , zelfstandig naamwoord onzijdig , 1 gebod, opdracht. Op wel zien bestel is dat gebeurd? Wel zien bestèl is dat?; 2 bestelling. Meneer het mie n mooi bestel mitdoan = heeft opdracht gegeven, dat ik hem heel wat leveren kan.; 3 de bestelde goederen. Knecht is ter mit ‘t bestel.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
bestel , bestel , zelfstandig naamwoord , in de zegswijze in bestel hewwe, in bestelling hebben. | Ik hew ’n nuwe trekker in bestel.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
bestel , bestel , 0 , 1. opzet, toeleg Wel zien bestel is dat? (Sle), Het is in Gods bestel besleuten (Bei) 2. bestelling (Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe, noord, Midden-Drenthe) De slachter het bestel ophaold (Row)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
bestel , bestelleke , gedoetje.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
bestel , bestèlleke , anijsbol.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
bestel , bestèlle , zelfstandig naamwoord , beschuitenbollen, en de oorspronkelijke anijsbollen: donut-vormige kadetjes: tarwebloem met boter, kaneel, suiker en anijs. zie: masteluine. * Prof. dr. A.A. Weijnen, Etymologisch Dialectwoordenboek 1996: oudned: bestalte, oorspr. bestallen: stollen, stijf maken. * Dr. Hans Heestermans, Witte Nog? Deel 1/8, 1988 t/m 1994; West-Brabants Zogezeed, 1997: WNT: mastelle: rond broodje of koekje, * fr: mesteil, * H.H. Mallinckrodt, Prisma Latijn handwoordenboek: mistilium: mixen, C. Kiliaan, Etymologicum Teutonicae Linguae (Etymologisch woordenboek van de Nederlandse taal), 1599: morstelle: crustuleum: suikerwerk.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
bestel , bestel , zelfstandig naamwoord , et 1. opzet, toeleg, plan 2. in in bestel op komst, gewenst om te komen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
bestel , mastel , bestel , zelfstandig naamwoord , mastelle, bestelle , mastellechie, bestellechie , bestel, anijsbeschuitbol Ook bestel [veroud] anijsbol (Hoekschewaards geboortegebak)
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
bestel , bestèl , zelfstandig naamwoord , "benaming voor broodsoort of koek; WTT 2012 samenhang; - bestèl is vaak synoniem van mastel; - de grondvorm lijkt het Oudfranse mesteil te zijn; - mesteil is van oorsprong brood gebakken van tarwe en rogge; - in het Nederlands was de naam voor dit brood masteluin; - dergelijk brood verdwijnt in de 19de eeuw uit het consumptiepatroon; - ondertussen zijn bestel en mastel in gebruik geraakt voor koekjesachtige producten; - soms wordt de mastel/ bestel dan gelijkgeschakeld met krakeling; - in Vlaanderen is de broodvorm langer in gebruik gebleven, maar niet noodzakelijk als een mengeling van tarwe en rogge; - in Vlaanderen is mastel opgetekend als hubertusbroodje; - mastel/ bestel als koekproduct stond ook bekend met smaakgevende ingrediënten, waaronder anijs; - in die samenstelling bekend als tractatie bij gezinsuitbreiding (vergelijk beschuit met muisjes); - daarnaast is het koekje gebruikt als ingrediënt voor eenvoudige pap; - in die samenstelling is er verwantschap met luiwèèvepap en mogelijk ook lammetjespap in een oneigenlijke betekenis; - in de schaarse Tilburgse bronnen wordt het baksel benoemd als beschuit; Daamen, Handschrift Tilburgs (1916): bestellen - groote ronde beschuiten (mastellen); De Bo - De b en de m verwisselen somwijlen met elkander, b.v. (...) ; Bedeen — medeen, met een. Bestelle — mostelle. Karbonade — karmena. (De Bo, Westvlaamsch Idioticon, 1892); zie luiwèèvepap; zie hèùverbòl (hubertusbroodje); A.J.A.C. van Delft  – Nou 'k daorvan spreek, schiete me ineens ok weer de keukenbeschuit van vroeger jaoren te binne… (…) Bestellen hadden ongeveer den vorm van een cadetje en werden hard gebakken met anijszaadjes erin. Het was een gekruid masteluinbroodje, en werd inzonder gebruikt om er pap voor kraamvrouwen en kinderen van te koken. (Nwe. Tilb. Courant, 5 dec. 1929); WNT BESTEL (I) - eene soort van beschuit, die inzonderheid dient als voedsel voor kraamvrouwen. De b moet ontstaan zijn uit de m van het Oudfranse mesteil ... z.o. mastelle .WBD III.2.3:213 – Licht, tweemaal gebakken baksel van tarwe. De b van bestel is ontstaan uit de m van het ontleende Oudfranse mesteil; 'mengkoren' dat ook een verlengde vorm heeft opgeleverd: het Middelnederlandse masteluun. De m is nog bewaard in mastel, naast bestel. Mastel is meer specifiek een rond broodje of koekje van tarwebloem, soms met boter, kaneel, suiker, anijs enz. gebakken en met een kuiltje in het midden .WTT 2012 – de oorsprong van het Oudfranse mesteil dien te worden verstaan als een baksel dat zowel uit tarwe als rogge bereid werd. (Zie Baumgartner, Dictionnaire Etymologique, 1996); WBD III.2.3:213 – bestel (ook bistelt): verspr. Tilb. en Noordmei .ook in Waalwijk .WBD III.2.3:143 – geeft voor 'beschuitenpap': luiwijvenpap: freq. [algemeen in] Tilburg; Anton van Oirschot – Bestel: rond, hardgebakken, gekruid, masteluinbroodje met anijssmaak, vroeger gebruikt om daarvan pap voor kraamvrouwen te koken; anijs beschuitbol; ook bestellenmelk en bestellenpap. (Plaatselijke en gewestelijke specialiteiten uit Nederland, 1974); L.W. Schuermans – MASTEL, v. zeker klein, rond en plat broodgebak. Van de gewone mastellen maakt Weil. melding op het w[oord] masteluin. Edoch thans zijn er van alle soorten van mastellen, groote en grove mastellen en kleine , fijne mastellekens. Men heeft Brusselsche, Mechelsche en allerlei andere mastellen. Het woord is overal in het Zuiden gebruikt. (AlgemeenVlaamsch Idioticon; 1865-1870); Lambertus Burema – Scheltema, voornamelijk schrijvend over de ""fatsoenlijke burgerstand"", zegt in 1830, dat gerst, haver en bonen vroeger wel, doch nu niet meer voor de broodbereiding gebruikt worden. Aan het elders aangeprezen aardappelbrood was volgens hem bij ons geen behoefte. Alleen rogge- en tarwebrood werd gebruikt. Het masteluijnbrood was vergeten, en het woord mastelein diende alleen nog om het brood van de fijnste bloem van tarwe, met melk bereid, aan te duiden. (De voeding in Nederland van de Middeleeuwen tot de twintigste eeuw; 1953); Lambertus Burema – Van Meerten meende in 1852, dat in sommige streken van Gelderland en Noord-Brabant nog mastelein gebruikt werd. Gerstebrood werd eigenlijk niet meer gebruikt, doch kon in noodtij den in aanmerking komen voor consumptie. (De voeding in Nederland van de Middeleeuwen tot de twintigste eeuw; 1953); J.H. Nannings – Dit Krakelingen- of Mastellenfeest [in Geeraardsbergen in België] heeft sinds onheugelijke tijden plaats op den eersten Zondag van de Groote Vasten en is wel een unicum te noemen, gezien de eigenaardige gebruiken die daarmede gepaard gaan. Men noemt dezen eersten Zondag der Groote Vasten ook wel den Grooten Vastenavond. De krakelingen, die bij dit feest een der hoofdbestanddeelen uitmaken, hebben niet den bekenden 8-vorm, maar zien er meer uit als de ouderwetsche bestellen, die, vroeger meer dan tegenwoordig door de huismoeders werden gebruikt voor het koken van pap. Het zijn groote ringen van een sterk met anijs gekruid gebak, in Nederland B e s t e l l e n , in Vlaanderen M a s t e l l e n geheeten. (Brood- en gebakvormen en hunne beteekenis in de folklore; 1932); Jos Schrijnen – Een eigenaardig gebruik heeft plaats te Geeraardsbergen (...) Daar trekken onder de tonen der muziek ,,de regeering met andere ontzachbare heeren en de geestelijkheid met den pastoor aan het hoofd, al deftig uitgedoscht"" naar een naburige kapel, waar den pastoor een feestbeker met een levend vischje gereikt wordt, dat hij mee moet doorslikken. Daarna regent het mastellen en haring. (Nederlandsche Volkskunde, deel 1, 1915); K. ter Laan – In België worden vooral mastellen (bestellen) als Hubertusbrood gebruikt; men eet deze broodjes op de nuchtere maag. (Folkloristisch woordenboek; 1974)"
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal