elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: bedstee

bedstee , bedsteei , voor bedstede. Nogthans moet men bemerken dat alzoo hier zeer vele woorden uitgesproken worden. Stad en stede voor plaats is bekend.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
bedstee , bedstede , plaats waar turf gemaakt wordt.
Bron: Ballot, A. (1870), Eigenaardigheden van het Twentsche dialect, uitgegeven in 1968, Hengelo.
bedstee , beddestè , vrouwelijk , beddestèen , bedstede.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
bedstee , berstee , bedstede; wie hebben drei bersteeën.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
bedstee , berrestiäâ , berrestiää , vrouwelijk , (< berrestiäade) bedstede
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
bedstee , berrestea , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , berrestean , berresteakn , bedstede
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
bedstee , bédstee , vrouwelijk , bedstee (bed in een soort kastkamertje.)
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
bedstee , bedstee , zelfstandig naamwoord , Bedstee. Meervoud bedstees, bedsteeë.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
bedstee , beddestèè , bedstee.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
bedstee , bedstee , beddestee, berrestee, bèrestee , bedsteden , Ook beddestee (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe, Coe), berrestee (Zuidoost-Drents veengebied, Midden-Drenthe), bèrestee (Zuidoost-Drents veengebied) = bedstede Wij kroept de bedstee maor is in gaan naar bed (Val), Tegenaover de gaankmure, die an de noordkaante is, bint twei beddestèden (ui)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
bedstee , bedsteej , ingebouwde slaapplaats.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
bedstee , beddestee , bèdestee , (Kampen) bedstee. Ook: bèdestee (Kampereiland, Kamperveen), Gunninks woordenlijst van 1908: bèdekaste
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
bedstee , beddestèè , bedstee. Die an de beddestèè is ewend, die kriej niet mâklek op ’n lediekant.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
bedstee , beddestee , bedstee , zelfstandig naamwoord , de, et; bedstee
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
bedstee , besstee , zelfstandig naamwoord , besstees , bessteechie , bedstee, slaapgelegenheid Van ’t slaepe in een natte besstee hebbe d’r nogal wat rôôd haer gekreege deur de roestañslag Van het slapen in een natte bedstee hebben er nogal wat rood haar gekregen door de roest; Azzie êêmel in ’t hooi geslaepe heb, dan kejje ’t in de besstee nie meer wenne Degene die aan de vrijheid heeft geroken kan er moeilijk meer afstand van doen
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
bedstee , bedsteej , 1. bedstee; 2. slaapplaats
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
bedstee , beddestèè , zelfstandig naamwoord , bedstee.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
bedstee , bédsteej , bèdsteej, bédstieëj , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , bédsteeje/bèdsteeje/bédstieëje , eerste vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern); tweede vorm Nederweerts, Ospels; derde vorm Weerts (stadweerts); alkoof, bedstee
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
bedstee , bèdstee , zelfstandig naamwoord , WBD bèdstee - bedstede (geheel door omtimmering afgesloten ruimte waarin een slaapplaats is gemaakt)
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
bedstee , bedstaej , bedstaeje , bedstaejke , bedstee
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal