Woord: bedroefd
bedroefd , bedrö̂fd , bijvoeglijk naamwoord
, bedroefd; ook bijw. bedrö̂fd weinig. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
bedroefd , bĕdreufd
, bedroefd. Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94 |
bedroefd , bedreuf
, bedroefd. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
bedroefd , bedroufd , bijvoeglijk naamwoord
, bedroefd. ’n bedroufd bièttien: heel weinig Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
bedroefd , bedrouft , ,
, bedroefd, ook bedrouft beetje: armzalige hoeveelheid. Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen |
bedroefd , bedroufd , bedruifd , [bijvoeglijk naamwoord]
, zie: bedruifd. Joe bedrouven = zok bedruiven. , (Westerkwartier) Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
bedroefd , bedruifd , [bijvoeglijk naamwoord]
, 1 bijv. nw. = bedroefd. Ze was nòg zo bedruifd.; 2 naar, ongelukkig, min. Wat n bedruifde keerl!-wat een ongeluk van een vent.; 3 bijw. = zeer. Wie haren n bedruifd min gewas dat joar. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
bedroefd , bedroowd , bijwoord
, bn. droevig, zorgwekkend. n bedroowd spil, een nare boel; ’t is bedroowd, ’t is treurig Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
bedroefd , bedruif
, bedruifder, bedruifste , bedroefd. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
bedroefd , bedruu:ft
, verdriet hebbend, treurig. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
bedroefd , bedroefd , bedroofd, bedrooufd, bedroufd, bedruifd, bedruufd
, (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe). Ook bedroofd (Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe), bedrooufd (Midden-Drenthe, Kop van Drenthe), bedroufd (Kop van Drenthe), bedruifd (Veenkoloniën, Zuidoost-Drents veengebied), bedruufd (Zuidoost-Drents veengebied) = 1. om bedroefd van te worden, treurig Dat was wel zo’n bedruifd gezicht (Vtm), Het is een bedroofd geval (Rui), Het is bedroufd, zoas die kinder er bijlopen (Nor), Ik mag er niet an denken, bedroofd, bedroofd (ndva:Rui), zie ook bedroevend 2. waardeloos Het is bedroefd weer (Sle), Een bedroefde kerel (Man), Wat een bedroefd lochie heb ie jao (Smi) 3. (bw.) zeer, erg Het is bedroefd slecht weer (Ndo) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bedroefd , [verdriet hebbend] , bedruufd
, bedroefd. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
bedroefd , bedroefd
, (Gunninks woordenlijst van 1908) bedroefd, zeer gering. Gunninks woordenlijst van 1908: Een bedroefd bietien ‘heel weinig’ Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
bedroefd , bedroef
, bedroefd. Wat was ’t kind toch bedroef, dât ze eur moeder hef muttn missn. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
bedroefd , bedroefd , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, bedroevend, ellendig, heel slecht Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
bedroefd , bedreuf , bijvoeglijk naamwoord
, bedroefd , VB: Ze wäor érg bedreuf wie hëur ma gesjtoürve wäor. Zw: De hôfs neet te buüke, de kêns toch bedreuf zién: spottend gezegd tegen iemand die onnodig bedroefd is. Zw: bedreuf wienig: bitter weinig.; bitter (bitter weinig) bedreuf wienig VB: De kollekte vuur de kërk haw bedreuf wienig opbraach.; treurig (bedreufder, 't bedreufste) VB: Wie ze ma gesjtoürve wäor, wäor 'r érg bedreuf Zw: De hôfs neet te kriéte, de kêns toch bedreuf zién: ironisch gezegd tegen iemand die onnodig bedroefd is Zw: De opkoms ês bedreuf wienig. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
bedroefd , bedreufdj
, bedreufdjer, bedreufst , bedroefd Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
bedroefd , bedreufdj , bijvoeglijk naamwoord
, bedreufdje , bedroefd Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
bedroefd , bedruf
, bedroefd Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |