Woord: bange schijter
bange schijter , [bang persoon] , bangeschîtert
, Bange knaap of meisje; ook van volwassenen gezegd. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
bange schijter , bangescheitert
, bangerik. wa bènde gij toch unnen bangescheitert, wat ben jij toch een bangerik. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |