elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: bakkes

bakkes , bakkes , onzijdig , bakkesen , bakhuis, bakkesje. Hij krijgt op zijn bakkes, hij heeft een klein bakkesje.
Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend.
bakkes , bakkes , voor: aars, achterste.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
bakkes  , bakkes , gezicht.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
bakkes , bakkes ,   ,   , kop van het schip, voorste deel. Ook B. 1790. Ook aangezicht.
Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen
bakkes , bakkes , mannelijk , kingedeelte, gezicht.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
bakkes , bakkes , onzijdig , bekkẹsse , bakkeske , gezicht. Haut die bakkes: hou je mond. Doe bës noch neit langs Sjmeits bakkes: je bent er nog niet; er staat je nog wat te wachten. Hae paafden ’m ein rėch veur zie bakkes: hij sloeg hem recht voor zijn raap.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
bakkes , bakkes , 0 , bakkessen , 1. gezicht Hij gaf hom een goeie mep op zien bakkes (Vri) 2. mond Wi’j oen bakkes nou wel ies holden (Bro)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
bakkes , bakkes , gezicht.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
bakkes , bakkes , zelfstandig naamwoord , grijns, gelaatsuitdrukking {p. 36} van een kind, wanneer het zijn zin niet krijgt. Trèk nie zo’n bakkes! Trek niet zo’n gezicht! spr: zie toot. zn - mond, ’N klap op oew bakkes krijge.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
bakkes , bakkes , bek (mond), gezicht , Ne rèùwe vènt die zeej teege z'n vôdder: 'kèk mér ût anders val'de óp'pew bakkes'. Een ruwe kerel die zei tegen zijn vader: 'kijk maar uit anders val je op je bek'.
Meervoud bakkeze. Ge hoeft nen aauwen aop gin bakkeze te liire trèkke. Je hoeft een oude aap geen gezichten te leren trekken. Een ervaren man hoef je niets meer te leren.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
bakkes , bakkes , zelfstandig naamwoord , de; mond
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
bakkes , bakkes , zelfstandig naamwoord, onzijdig , bakkese , - , mond , bakkes VB: Haaw de bakkes!
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
bakkes , bakkes , gezicht
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
bakkes , bakkes , mond, gezicht, bek. in de uitdrukking: “un bakkes vol”, “een grote zuurbal”, “een mondvol”, “ge mot oew bakkes ouwe”, je moet je mond houden.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
bakkes , bakkus , mond
Bron: Gast, C. de (2011), ’t Boekske van de Aolburgse taol, Wijk en Aalburg: Stichting behoud Aalburgs dialect.
bakkes , bakkes , onderkaak.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
bakkes , bakkes , zelfstandig naamwoord , gezicht, smoel (Den Bosch en Meierij; Eindhoven en Kempenland; Tilburg en Midden-Brabant; West-Brabant; Helmond en Peelland)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
bakkes , bakkes , onzijdig , gezicht, smoel , Haod die bakkes: hou je mond. Houw ’m op zie bakkes: sla ’m op zijn gezicht.: sla ’m op zijn gezicht.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
bakkes , bakkes , zelfstandig naamwoord , bakkese , bekkeske , 1. gezicht (bargoens) zie ook gevraêt, moel 2. bakhuis ook bakhs
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
bakkes , bakkes , zelfstandig naamwoord , I het gezicht, in het bijzonder de mond als deel van het geheel; meestal van een man. Vaak spottend bedoeld voor een lelijk of uitzonderlijk uiterlijk .WS: bakkes, gezicht; mond (bek); Cees Robben: as ik dè bakkes van jou ha...; Cees Robben: ónze paa heej meej zen schaors in zen bakkes gesneeje; Cees Robben: as ge naa nòg êene keer teegen et smoel van ónze paa bakkes zégt...; Cees Robben: Wè heej dè stróntjóng tòch en straant bakkes war .Frans Verbunt: fèèn bakkes - kieskeurig; Frans Verbunt: bakkes vol meej sjèp - een mondvol drop; Henk van Rijen: haawt oew bakkes - hou je mond; Frans Verbunt: zo gaaw we geslacht hèbbe, krèède gij de bakkes (zoethoudertje); …hil dè volk zaat meej zen bakkes vol taande. (Lodewijk van den Bredevoort – ps. v. Jo van Tilborg, Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? Dl. 2, Tilburg 2007); Stadsnieuws: Ge kunt den draank öt zen bakkes tappe (260206); II  Grimassen, bekken trekken; Cees Robben: Ge hoeft enen aawen aop gin bakkese te leere trèkke; Pierre van Beek: Hij was zó gediensteg dèttie nen aawen aop nòg bakkese zó lere trèkke. (Tilburgse Taaklplastiek 24-11-73); Dikkels waren et van die zuurkes, waor ik al hillemol niks van moes hebben. Daor kréégde zon schraol bakkes van, vond ik. (Lodewijk van den Bredevoort – ps. v. Jo van Tilborg, Kosset den brèùne eigeluk wel trekken? Dl. 1, Tilburg 2006); III Bakkes met stofnaam; Mandos - Brabantse spreekwoorden (2003) - tis en hard gelaag en kèènd te kusse meej en stêene bakkes (N. Daamen - Handschrift 1916); Henk van Rijen: kèb ok gin houtere bakkes - ik tel evengoed mee; Frans Verbunt: hèk soms en houtere bakkes? (opm. v. iem. die in café overgeslagen wordt bij een rondje) .Enquête over ‘Je favoriete Tilburgse woord’ op website ‘Je bent een echte Tilburger als...’ maart 2013 -; Stadsnieuws: Hèk soms en houtere bakkes? (210506); - Want die aander vèèf [drinkers], die hèbben ok gin houtere bakkes. (Ed Schilders; Wè zeetie?; Website Brabants Dagblad Tilburg Plus; 2009); A.P. de Bont, Dialect v. Kempenland (1958): - bakkes zelfst. nw.  o. en vr. gezicht ''k Zan is aan ew bakkes slaon.'; Goemans, Leuvens taaleigen (1936): BAKKES - bakes, zelfst. nw. o.- Muil der dieren; in platte taal 'aangezicht' of 'mond' .J. Cornelissen & J.B. Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch dialect (1899): BAKKES zelfst. nw. o. - Muil der dieren. In de gemeenetaal gebezigd v. 'mond'. Houd uw bakkes - zwijg! ook; gelaatsverwringing, grimas .WBD III.4.2:32 bakkes - bek, muil, mond v.e. dier, ook 'kweek' genoemd; WBD III.4.2:33 bakkes - voorste deel v.h. gezicht v.e. dier, ook genoemd: snufferd, wroet, neus of toot; WBD III.1.1:63 'bakkes' = gezicht; WBD III.1.1:80 'bakkes' = kaakgestel; WBD III.1.4:269 'een bakkes trekken' = een lelijk gezicht trekken
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
bakkes , bakkes , gezicht, hoofd; ‘Ik sla je voor je bakkes
Bron: Oudenaarden, Jan (2015), Wat zeggie? Azzie val dan leggie! Aspecten van het dialect van Rotterdam, Rotterdam.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal