elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: bakje

bakje , bakje , noemt men hier wel eens een glas jenever, welk woord door de militairen daaraan meestal gegeven wordt en is alzoo alhier sedert de laatste revolutie i
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
bakje , bakkien , kroegterm voor: glaasje; tracteeren op ’n bakkien jannever.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
bakje , baktje , bakje , (Stad-Groningsch), voor: rijtuigje; ’n open bakje = rijtuig zonder kap, pleizierrijtuig in den zomer, bv. een landauer.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
bakje , bakje , etensschaaltje: ook elders.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
bakje , bakkien , koffiebakkien , kommetje (koffie)
Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94
bakje , bakje ,   ,   , koffie of thee, oorspr. schotel onder het kommetje: ’n bakje doen, koffie of thee drinken. Bakje (is) bâal!, de koffie of thee is klaar.
Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen
bakje , bekske , onzijdig , bakje ’n bekske koffie ’n Kopje/bakkie koffie.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
bakje , bakkie , een bakkie doen voor: een kopje koffie drinken
Bron: Spek, J. van der (1981), Zoetermeers woordenboek, Zoetermeer.
bakje , bakkien , 0 , bakkies , 1. bakje Woor hest doe dat bakkien mit spiekers laoten? (Bco) 2. klein tonvormig glaasje voor jenever (Vtm, wm) Trakteren op een bakkien jannever (wm)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
bakje , bèkske , bakje, kop om koffie uit te drinken. zie ook tas.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
bakje , bakske , zelfstandig naamwoord , kopje koffie, Kom d’is om ’n bakske? Kom eens een kopje koffie drinken?
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
bakje , bâkkien , bakje. Op ’t kantoor van de notares, daor was ’n bâkkie veur de penn.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
bakje , békske , bakje , Kom’mes bè me, hier héd’de ‘n békske óllienutjes, ge zit zó begérreg te kiike. Kom eens bij me, hier heb je een bakje pinda’s, je zit zo begerig te kijken.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
bakje , bèkske , bakje
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
bakje , bakske , kopje koffie , kom d’n bakske drienke is dialect, dat nog steeds door iedereen verstaan en begrepen wordt', ’ge kund ’n goei bakske zette gij = jij kunt een heerlijke kop koffie zetten- , da’s ’n lekker bakske (uitgesproken met een zucht doet het aan aangenaam verpozen denken) = dat is een lekker kopje koffie- luste gij ’n bakske leut = wil je een kop koffie- nou gère, da kan’k ginnen dag miesse = nou, graag, dat kan ik geen dag missen- nou ’n bakske leut wil t’r wel in nao ’n uurke schetse = nou ’n kopje koffie is wel lekker na ’n uurtje schaatsen-'
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
bakje , bèkske , kopje, bakje , Lust ’n bèkske koffie? Lust je een kopje koffie?
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
bakje , bakske , bèkske , zelfstandig naamwoord , kopje (koffie) (West-Brabant); bèkske; kopje (koffie) met een oor (Den Bosch en Meierij; Helmond en Peelland; Tilburg en Midden-Brabant; Land van Cuijk)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
bakje , bakkie , een bakkie doen; 1. een schip vastleggen; 2. een kopje koffie drinken
Bron: Oudenaarden, Jan (2015), Wat zeggie? Azzie val dan leggie! Aspecten van het dialect van Rotterdam, Rotterdam.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal