elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: neuzig

neuzig , neuzig , bijvoeglijk naamwoord , Alleen in de uitdr. ’t is neuzig weer, ’t is koud, het is weer waarin men last van zijn neus krijgt en die dikwijls moet snuiten.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal