Woord: achter mekaar
achter mekaar , achtermekare
, 1) achter elkaar; 2) meteen. zie ook mee. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
achter mekaar , aachtermekaare , achtermekaare
, 1. achterelkaar; 2. meteen, onmiddellijk; 3. dadelijk, aanstonds Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
achter mekaar , achtermekaere , bijwoord
, 1. achtereen; 2. achter elkaar. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
achter mekaar , âchtermekaâr
, onmiddellijk, achterelkaar , En now âchtermekâre te bed. En nu onmiddellijk naar bed., ”En now âchtermekaâr âchter mekaâr in de reij stòn”, zeej de mister. ”En nu onmiddellijk achter elkaar in de rij staan”, zei de onderwijzer. Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |