Woord: aangemaakt
aangemaakt , an-emaakt
, geplaagd: bijv. völle an-emaakt met heufdzeerte! Bron: Ballot, A. (1870), Eigenaardigheden van het Twentsche dialect, uitgegeven in 1968, Hengelo. |
aangemaakt , aongemakt
, opgescheept zitten met. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
aangemaakt , an-emäkt
, (Gunninks woordenlijst van 1908) opgescheept Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
aangemaakt , anemâk
, opgescheept. Aj toch met dât lastege gedierte anemâk bint, dan kuj oe plezier wel op. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
aangemaakt , aongemak , bijvoeglijk naamwoord
, vatbaar , (vatbaar zijn voor); aongemak Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
aangemaakt , an-emaakt
, opgescheept (zitten met iets). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
aangemaakt , [aangemaakt] , aangemaaktj
, opgezadeld , Dao bès se sjoean mèt aangemaaktj. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
aangemaakt , aangemaâkdj , aangemaakdj
, örges met aangemaakdj zeên – ergens mee opgescheept zijn Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
aangemaakt , òngemókt , bijvoeglijk naamwoord
, volt. dw. aangemaakt- onderhevig; Pierre van Beek - òngemòkt zèèn meej en kwaol - aan een kwaal lijden (Tilburgse Taaklplastiek 171); Frans Verbunt - òngemokt meej bökpènt - geplaagd door buikpijn; A.P. de Bont, Dialekt van Kempenland (1958-2005) - deelw. / bnw. aangemaakt, onderhevig: 'Hij is vuil (veul) mee de bökpent aangemakt' - hij heeft veel last van buikpijn. Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |