elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: eest

eest , eest , zelfstandig naamwoord, mannelijk , In sommige molens en fabrieken. Haard om het fabrikaat op te drogen. Het woord is waarschijnlijk algemeen Ned.; zie VAN DALE en FRANCK. || Wij hebben een eest, waar gort gedroogd wordt voor verzendingen (in een pelmolen), Arbeids-enquête (a° 1891), 1378. Item, die volgens de eysch van stijfselmaken ... den Eest stoockten, Priv. v. Westz. 163 (a° 1601), ‒ Vgl. eesten.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
eest , ësjde , ësde , vrouwelijk , ësjdes , eest, inrichting om te drogen (meestal een van onderen verwarmde vloer) bijvoorbeeld mout, ooft, thee, kruiden en dergelijke.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
eest , eest , iest , zelfstandig naamwoord , de; droogvloer, eest
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
eest , aesjdje , zelfstandig naamwoord , aesjdjes , 1. droogoven 2. gat in de schoorsteen waarin ham werd gerookt 3. tochtgat; het trèktj hie wie eine aesjdje – het tocht hier behoorlijk ook esjdje, snir, trèkgaât (Latijn: aestus – hitte)
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
eest , esjdje , zie aesjdje
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
eest , eest , zelfstandig naamwoord, mannelijk , eeste , droogoven (granen)
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal