elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Feelders, Paul (1991), ‘Van gistkladder en ouwetijer. Iets over het Schiedamse dialect’, in: Scyedam, het blad van de historische vereniging 17, 4-12

aansmakken, aansmakken, Het verkrijgen van werk door een goede worp met de dobbelstenen (vakterm bij de zakkendragers).
afstoten, afstoken, ofstoken, controle van de rijksambtenaar om te kijken of de aangifte van de alcoholopbrengst van een brander juist is. 'Overmaat' en 'ondermaat' werden met een boete bestraft. Men sprak ook wel van 'OFSTOKEN'.
bak, zes of zeven bak stoken, Werd gezegd van iemand die het erg heet had en rood van de hitte was. Deze uitdrukking schijnt alleen in Schiedam gebruikt te zijn en is te vergelijken met: hij heeft een kop als een boei.
bakkebaard, bokkebaretje, bakkebaardje
benen bijleggen, benen bijleggen, De taak die een zakkendrager kreeg opgelegd als hij spijbelde (dat wil zeggen: niet binnen de zeven minuten na het luiden van het klokje aanwezig was voor het dobbelen). Hij mocht enige dagen niet werken en als straf moest hij de dobbelstenen in de handen van de andere zakkendragers leggen als zij om werk gingen dobbelen.
boerenbak, boer(e)bak, De gegraven houten bak, waar de spoeling in werd gebracht en daar ter beschikking stond voor de boer. De bak bevond zich buiten langs de haven of gracht onder de grond en werd met een luik afgesloten. Vanuit deze bak werd de spoeling door de SPOELINGHAALDER in de SPOELINGSCHOUW of de SPOELINGKIST gepompt.
brand uithalen, brand uithalen, Het schoonmaken van de ruwketel, wanneer er (bijvoorbeeld door te weinig suiker) een vieze koek op de bodem was ontstaan. Dit vermoeiende karwei geschiedde met behulp van een palster (net van stalen ringen, dat langs de bodem van de ketel werd gewreven).
broekpomp, broekpomp, pomp waarmee de POMPER het water voor de branderij oppompte. Ook wel de IJZEREN JUFFROUW geheten.
dik pompen, dik pompen, Het pompen van de dikke spoeling naar de BOERBAK.
doorschieten, doorschieten, Het beslag kookte plotseling (door onnauwkeurige behandeling van het vuur onder de ruwketel) en het be- slag 'schoot' via de helm (kap van de distilleerketel) in de koelslang.
draad, aan den draad trekken, veel alcohol drinken.
dun pompen, dun pompen, Het beslag dat in de ruwketel achterbleef na de eerste distillatie zonder alcohol liep door een riool naar de onderbak (wijd grondvat achter in de branderij. Daar bezonk het. De dikke spoeling (graan en zemelen) zakte, de dunne spoeling bleef er boven op liggen. De dunne spoeling werd omhoog gepompt naar de bovenbak (wijde ondiepe bak in de buitenlucht ter hoogte van de eerste verdieping van de branderij.
flap, flappie, flesje met thee dat met het STIKKEZAKKIE werd meegenomen naar het werk.
gistkladder, gistkladder, spottende benaming voor een arbeider in een gistpakhuis, die de verpakking en de expeditie van de gist verzorgde.
gooien met de benen, gooien met de benen, Het dobbelen van de zakkendragers.
har, har, Kier (De deur stond op een har.)
hebben, hebben, Kreet van de meesterknecht, ten teken dat de brandersknechten een borrel konden komen halen. Deze was door de meesterknecht meestal lekkerder gemaakt door een eigen kruidenmengsel er aan toe te voegen. De knechten dronken uit een glaasje zonder voet. Menig bezoeker zorgde op dit moment 'toevallig' aanwezig te zijn.
hol, hol, Hellende weg, afrol (Met moeite kwam hij met zijn kar het holletje op). In Schiedam bestond in de 13e eeuw al een Holsteeg!
hoofdje pikken, een hoofie pikken, Een wandelingetje naar het Hoofd.
ijzeren juffrouw, ijzeren juffrouw, zie BROEKPOMP.
kast, kast, branderij
keldertje, keldertje, Kistje waarin 12 jeneverflessen passen.
kit, hij kan wel een kit aan, uitdrukking, die gebruikt werd om aan te geven dat iemand stevig kon drinken. Een kit is een maat van 10 of 20 liter.
kladderen, kladderen, Op primitieve manier gisten (zie KLADDERZAK).
kladderzak, kladderzak, 1. Linnen zak met grote mazen. Deze werd gebruikt om het ergste vuil uit de gist te halen. 2. handdoek, dweil.
koud vuur leggen, koud vuur leggen, De takkenbossen, krullen enz. onder de ketels in de branderij 's avonds of op zaterdag klaar leggen, zodat men 's morgens of op maandag het vuur onmiddellijk kon aansteken.
oudetijder, ouwetijer, "Brandersknecht. De brandersknechten werden 's morgens op een vaste (oude) tijd door de porder gewekt. De knechts moesten oorspronkelijk om een uur of een beginnen, later is dat ongeveer half drie 's nachts geworden.In deze benaming zit een zekere geringschatting. De kloppers die de ""oude tijers"" er uitporden, hadden soms op hun deur staan: 'Hier klopt men de menschen en brandersknechts ook.'"
persen, porsen, Persen van de gist. De gist werd in dikke (linnen) zakken gedaan en onder de gistpers drooggeperst.
pomper, pomper, Lagere arbeider in de branderij. Zijn taak bestond uit het heen en weer bewegen van een zware ijzeren stang, die vanuit de zoldering naar beneden kwam en onderaan een massief gewicht had. Hij moest deze zwengel van links naar rechts en omgekeerd bewegen, terwijl hij op een houten plank van ongeveer vijf meter lang liep. Ondanks zijn zware arbeid, kreeg hij zeer slecht betaald.
porder, porder, Persoon, die tegen een zekere vergoeding (ongeveer een dubbeltje) 's morgens vroeg, door kloppen op de deur, de werklieden wekte. Meestal waren het invalide mannen, maar had een porder veel klanten die op dezelfde tijd gepord moesten worden dan moesten andere gezinsleden (vrouw en kinderen) meehelpen. De avond ervoor werd de opdracht tot kloppen gegeven. De porder noteerde het uur en de naam. Vaste klanten dienden slechts 'oude tijd' (dezelfde tijd als gisteren) te zeggen. In plaats van porder werd ook van klopper gesproken.
riddertje leggen, riddertje leggen, de school verzuimen,spijbelen.
schouder, schoer, schouder.
schoudermantel, schoe(r)mantel, schoudermantel. Mantel zonder mouwen die men om de schouder slaat.
sjorren, sjorren, Het moerbeslag toevoegen aan het hoofdbeslag.Hierbij werd het gistende moe(de)rkuipje (kleine bak van 9 à 10 hl, waarin het gist ongeveer 48 stond te gisten)overgebracht naar de beslagbakken. Dit kuipje moest tot boven de baslagbakken gesleept worden. Normaal moest dit door enige knechts gesleept worden, maar ene George (Sjors) knaptedit karwei alleen wel even op. Zo zou sjorren ontstaan zijn. Anderen zeggen echter dat het van het Franse werkwoord 'charger' (overladen) is afgeleid.
smak, doen van een smak, dobbelen van de zakkendragers om te bepalen of ze mee mochten doen bij een karweitje.
smakken, smakken, Het gooien met de dobbelstenen door de zakkendragers. Dit werd smakken genoemd vanwege het lawaai dat het gooien veroorzaakte. De stenen werden in een koperen trechter gegooid. Zij kwamen zo terecht in de smakbak, waar een smakblok lag dat het geluid waarmee de stenen vielen verzachtte en de stenen beter verspreidde.
spoelinghaler, spoelinghalers, spoelinghaalders, Boerenknechts, die elke morgen per SPOELINGSCHOUW of SPOELINGKIST de spoeling bij de branderijen kwamen halen.
spoelingkist, spoelingkist, Vierwielig voertuig, waarmee de spoeling van de branderijen naar de boeren werd vervoerd.
spoelingschouw, spoelingschouw, Schuit, waarmee de spoeling werd opgehaald bij de branderijen om vervolgens naar de boeren te worden gebracht.
spoor, van het spoor naar het hoofd, Een zondagse wandeling van het spoor door of langs de Plantage naar het Hoofd (en omgekeerd).
stikkenzak, stikkezakkie, broodzakje (dat samen met het FLAPPIE mee naar het werk werd genomen).
stoken, stoken, Het in bedrijf zijn van de branderij (zie UITSTOKEN).
stukkenroller, stukkenrollers, Arbeiders die jenever- en moutwijnfusten her en der door de stad transporteerden. Zij gebruikten hierbij een houten hoepel.
tonner, tonners, Speciale zakkendragers, die het graan vanuit houten tonnen met een bepaalde inhoudsmaat in de zakken schepten.
trek, aan z'n trek komen, Aan de kost komen, goed terecht komen, zich weten te redden. Dit is een typische Schiedamse uitdrukking voortkomend uit de branderij. Trek is het aantal liters gedistilleerd, dat de brander uit een hoeveelheid meel (220 kilo = 1 bak) stookt, met andere woorden de alcoholopbrengst van het beslag. De minimum trek was wettelijk vastgesteld (de bij de wet geoorloofde speling bedroeg 6,5%). De brander paste wel op dat hij 'aan zijn trek kwam', dat hij haalde wat hij halen moest. Onjuiste aangifte werd bestraft (zie afstoken).
uitstoken, uitstoken, Stilzetten, buiten bedrijf stellen van een branderij.
vermis, vermis, Het verlies van drank door bewerking, vervoer, opslaan, morsen en lekkage.
vers persen, vors porsen, Droogpersen van de gist, die dezelfde dag nog geschept was.
vuur dekken, vuren dekken, As op het vuur gooien voordat men 's avonds de branderij verliet.
weduwvrouw, wedevrouw, Weduwe
zak, een zak kopen, Zich inkopen in het gilde der zakkendragers (hier werden prijzen van fl.100,- tot fl.250,- of meer voor neergelegd). zijn zak verkopen Het zich uitkopen van een lid van het gilde der zakkendragers (aan bijvoorbeeld eem noodhulp).
Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal