elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Grauw, Sibrand de en Gerard Gast (2014), ABC Dordt. Dordtse woorden en uitdrukkingen, dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypes, Asaprint Uitgeverij, Dordrecht.

aannemen, annemen, daar wor geen knech voor angenomme, wie schijte wil moe zelf komme, iedereen moet het zelf maar doen; zijn eigen boontjes doppen
aap, aap, de aap der apothekers: voordat de gapers door de drogisten (apothekers) op hun vensterbanken werden gezet, was het in Dordrecht gebruikelijk dat zij er levende apen op plaatsten, die door hun grimassen de kopers lokten. Volgens dr. Johan van Beverwijck, stadschirurgijn. uit: Lof der Chirurgie, 1635; er ’n apie van make, er ’n lolletje van maken of zich er met een Jantje van Leiden van afmaken
aardbei, airebeze, aardbeien
accorderen, akkedére, klikken; goed met elkaar omgaan; z’akkedére nie mè mekaar; Gallicisme: accorder
achterkontig, achterkontig, geheimzinnig
Achterom, Achterom, ’t, oorspronkelijk aangelegd als steegje (zie Lammetjiesgang), later liep ’t Achterom achter het (inmiddels gesloopte) hoofdpostkantoor. Er was onder meer de Rumfordse soepkokerij gevestigd, de spijzen bestonden uit krachtige soep, bereid volgens een recept van de Amerikaanse weldoener Benjamin Thomson, duke of Rumford; de soep werd door leden van de hervormde diaconie aan behoeftige mensen verstrekt (zie ook: Hofbrood; Soephuis); later stond er ook een ijsfabriek. De ‘Krom-Achterom’ en ’t hofje Welgelegen behoorden tevens tot dit gebied. Nu is het een belangrijke verkeersader, die voorlangs een deel van het centrum loopt
afdrijven, afdrijve, drijf af mè je sije sokke! maak dat je wegkomt!
afgeluizigd, afgeluizig, ofgeluizig, heel erg; afgeluizig vuil op iemand zijn betekent woest zijn op iemand
afpikken, afpikken, ’t was zo koud, ik stong me eige af te pikke, het was erg koud
alblassen, alleblasse, kinderspel uit de 17e eeuw en daarna; De spelregels ervan zijn onbekend
all right, ereit, verder gaan; akkoord gaan; (afkomstig van: all right)
allemachtig, allemaggies, allemachtig; leg nie zo allemaggies te nipneuke!; zie nipneuke
aluminium, ammelullium, aluminium
alwaardig, alewalig, allewalig, dartel; druk; nerveus
ammehoela, amme hier!, amme nooit nie!, amme hoela!; nooit van mijn leven!
ampertje, ampertie, op ’t ampertie, op ’t nippertje; bijna
anderhalf huis, anderhalve huize, Vroeger was het een teken van deftigheid een breed woonhuis te hebben met aan weerszijden van de voordeur twee ramen, het zogenaamde dubbelhuis. Om zo’n huis te bouwen waren echter tenminste drie oude panden nodig en dat was veelal te duur. Daarom vindt men in Dordrecht nog veel huizen, die aan de ene zijde van de deur slechts één raam hebben en aan de andere kant twee ramen; ook wel anderhalve huizen genoemd
Apenrots, Aperots, de, bijnaam van het modern appartementencomplex op de hoek Stationsweg/Burgemeester de Raadtsingel (Ponsensteyn; naar een ontwerp van A. Alberts, 1978)
appel, gebraje appeloe!, uitroep, gedaan door de straatverkoopster van gepofte appels. In de jaren ’20 en ’30 van deze eeuw liep Dove Trui, de mangelvrouw, door de Dordtse wijken met een karretje waarop een kacheltje stond. Ze pofte appels in een rood-aarden pot. Op een schoteltje kreeg je voor één cent een warm appeltje, met stroop overgoten.
aqua Merwelata, aqua Merwelata, Dordts leidingwater; zie ook: Merwepils
Arie van de Beurs, Aai van de Beurs, het standbeeld van Ary Scheffer; zie: Beurs
armetierig, arremieterig, armetierig
arrogant, arrogant, in de betekenis van irritant; ’k vin ’m maar ’n arrogant ventjie!
augurk, agor, gor, augurk
Augustijnenkamp, Augustijnenkamp, zie: Bleyenhoek
avanceren, avesére, opschieten
Baanhoekbrug, Baanhoekbrug, spoor- en fietsbrug uit 1885, gelegen over de Beneden-Merwede, als oeververbinding tussen de polder Crayesteyn op ’t Eiland van Dordrecht en de Alblasserwaard, richting Betuwe
Babywinkel, Babywinkel, bijnaam van het Boonenpad (zie ook het gedicht Bonenpad van Cees Buddingh’), dat dwars door het Bos van de Roo (H.B. de Roo van Capelle) naar de Watermolenwei liep. Het kwam aan de andere zijde uit op de Markettenweg (tot 1946). Eigenlijk heette het Boomenpaadje. De bomen stonden er ‘scheef van het vrijen’ (zie gedicht van de moord op Jaantje Pieren, 1874 (A.B.C.-versjes en gedichten))
Bagijnhof, Bagijnhof, zie: Blaak; Bloedhal; Burgerlijke nederzetting; Centeschooltie; Dort; marte; Moordhoek; pantoffelparade; Guus (A.B.C.-verhalen) en in A.B.C.-versjes en gedichten: Aai Kiene (liedje uit 1910); Kermis; Ode aan de Dordtse student; Ode aan Dordrecht; A.B.C.
bak-aai, bak-aai, stuurman op ’n zolderschuit (platboomd vaartuig)
bal, bal, bal op t’n emmer, ruzie; onenigheid; as je zo doorga, dâ krij-je bal op t’n emmer
baleinen emmer, balijnen emmer, typisch Dordts materiaal, althans om emmers van te maken; ‘Te Dordrecht braghten de meisjes hare zoogenaemde jufferboeckjes in ebbehouten of balijnen emmertjes met zich, wanneer zij op bezoeck ginghen...’ dr. G.D.J. Schotel uit: Oud-Hollandsche huisgebruiken
Balkengat, Balkegat, zie: Papegat
ballendief, balledief, politie-agent
bamismarkt, Bamismart, één van de drie jaarmarkten. Deze begon tien dagen na Sint-Bavodag (l oktober), duurde veertien dagen en stond bekend als ‘kouwe kerremis’. Voordat men naar de kermis ging, woonde men eerst de Bavo-Mis bij in de kerk (verbasterd tot Bamis). Reeds in 1342 waren er twee jaarmarkten (zie Meimart) en deze oktobermarkt. Ook was er buiten Dordrecht nog de jaarmarkt van Heer Daniëlsambacht. De Bamismarkt werd in 1685 afgeschaft, vanwege de grote concurrentie met de handeldrijvende middenstand. Later was er nog maar één jaarmarkt (kermis), die een week na Pinksteren begon en acht dagen duurde. Zie ook: kerremis
Bazengraf, Bazegraf, voormalig café op de hoek Korte Breestraat/Lombardstraat. Alle kleine baasjes verdronken er hun laatste centen
Beatrix, Beatrix, Baete, Baetken, Bate, naam van het dobberend kind in de wieg; Volgens overlevering werd ze in Dordrecht in Dordrecht ‘bij grooten winde’ tijdens de Sint-Elisabethsvloed van 18 november 1421, wiegend op de woeste baren van een in barre zee herschapen ‘Groote of Zuidhollandsche Waert’ en in een wankel biezen wiegje gelegen, dat in evenwicht werd gehouden door een trouwe kat, spoelde ze te Dordrecht aan land; volgens sommige geschiedschrijvers in de buurt van de Spoeypoort (Spuipoort). Het kind is gered en is later getrouwd met Jacob Roerom en zou vele nakomelingen hebben gekregen
bed, bed, hij is van ’t echte bed, ruw; ongemanierd; (oorspronkelijk: uit een wettig huwelijk)
beeldenverkopertje, beeldeverkopertie, tikspel; Degene die wordt getikt, wordt met één arm rondgedraaid en blijft staan in de houding, waarin hij terechtkomt (ongelukstikkertje)
Beeldjeshaven, Beeldjeshaven, andere benaming tot 1885 van de huidige Singel; daarna zijn de verschillende delen van de Singel genoemd naar Dordtse schilders, van wie de meesten leerlingen van Rembrandt waren. Beeldjeshaven: In de nabijheid van molen ‘De Hogemoet’ (de Hoogmoed en later, tot de sloop ervan in 1919, molen de Maagd geheten) mondde de Oude Dubbel in de Spuihaven uit. Die monding was overbrugd.
been, been, m’n ene been is nog net zo licht as ’t andere, ik ben van de zorgen af; (letterlijk: ‘ik loop niet meer scheef van de zorgen’)
begang, begang, verkeer; drukte; d’r is hier veel begang
begorren, begorre, spel met knikkers
bek, bek, z’n bek maar ’n douw geve, vertellen waar ’t op staat zonder eerst na te denken
bekaaien, bekaje, ’t is hier om te bekaje, ’t is hier niet te harden
bekje, bekkie, ’n borreltje of ’n kleintje pils
belazerd, belakketôôt!, bè-je belakketôôt!, ben je nou helemaal!; hoe kom je daar nou bij?
bellen, gebeld, er wordt (wier) gebeld, een stille wenk; het wordt ook gezegd met de bedoeling iemand terloops, maar nadrukkelijk op iets te wijzen
beneden, benijje, beneej, beneje, beneden
berachelen, beraggel, betingel
beris, berus, bérus, ik lôôp me ’t berus, ik loop me ’n ongeluk
berookt, berôôkt, beroerd; da’s ’n berookt ding
beslaan, beslag-ie-mijn wâ!, vertel mij wat!; dat geldt ook voor mij!
beslachten, beslachte, aarden naar; die jonge beslacht z’n vader of: die jonge slacht z’n vader
betobben, betobbe, betijen; laat hem maar betobbe!
beukenboom, bokkeboom, beuk
beukenhout, boekehout, beukehout
Beurs, Beurs, Scheffersplein (sinds 1862); voorheen stond er het Beursgebouw (van 1659 tot 1837). In 1862 werd het standbeeld van de in Dordrecht geboren en opgegroeide schilder Ary Scheffer (1795-1858) onthuld. Zie het gedicht ‘Ary Scheffer is onthuld’ (A.B.C.-versjes en gedichten. Komische uitdrukkingen met betrekking tot Aai van de Beurs: Op zaterdagavond wordt de Beurs afgezet. Weet je waarom? Wel, dan moet Ary Scheffer fietsen leren. Op maandagavond moeten de mensen de was op de Beurs binnenhalen. Waarom? Wel, dan wil Ary Scheffer schone kleren aan. Op vrijdagavond moeten de lakens gespannen worden. Waarom? Wel, dan gaat Ary Scheffer in bad
biezenbazen, biezebaze, rondhangen; niets doen (genoemd naar de baas van de biezensnijders)
bijkans, bekant, bijna; bijkans
bikkelen, bikkele, as je me nou bekôte bikkelt, ik heb nieuws te vertellen; hoor nou ’s!
binnenbuit, binnebuit, leren voetbal
binnenstad, Binnenstad, zie: de Stad
bisschopsgeld, bisschopsgeld, bepaald Dordts gebruik bij kinderen. De oudste sporen in Nederland van de viering van Sint-Nikolaasdag als kinderfeest vinden we in de Dordtse stadsrekeningen van 1360 en 1363. Hieruit blijkt, dat de scholieren (koorknapen) op de vijfde december vrijaf kregen en wat geld om feest te vieren. Eén van hen werd tot bisschop gekozen. Onder de vespers kreeg hij de mijter op het hoofd en de kromstaf in de hand. Met deze kinderbisschop trokken de overige jongens in optocht langs de straat en vroegen aan de voorbijgangers een kleinigheid (bisschops- of kaarsengeld). Van de ene helft van de opbrengst kochten zij kaarsen, die zij bij hun avondommegang zullen hebben gebrand; van de andere helft van het geld maakten zij goede sier. dr. C. van de Graft uit: Nederlandse volksgebruiken bij hoogtijdagen
Blaak, Blaak, Bagijnhof; ‘n blaaikie pikke’ betekent wandelen op het Bagijnhof. Zie ook: marte
blad, blaar, blad; d’r lei ’n blaar in de sloei
Blanus, Blanus, ’t Spul van Blanus, Bij ’n rommelige toestand of troep wordt wel eens gezegd: Wat ’n spul, ’t lijkent ’t spul van Blanus wel! Verklaring: Het circus van M. Blanus en zijn ‘gerenommeerd paardenspul’ werd eerst op het Stek en na 1870 op het grotere Weeshuisplein gehouden
blauwe wees, Blauwe wezen, benaming van weeskinderen, gehuisvest in het wees- en kindertehuis aan de Lindengracht (de huidige Museumstraat). De wezen werden gestoken in staalgrauwe kleren, met op de linkermouw het wapen van Dordrecht. De bewoners en hun onderkomen werden derhalve genoemd naar de kleur van hun kleding. Ook pestlijders en krankzinnigen werden er ondergebracht; tot dan toe werden ze verpleegd in het Leprooshuis en in het Cellebroedersklooster (zie: Swindrechtstraetgen) (’t Heyligh Geest- en Pesthuys ter Grooter Kercke; ’t Sieckhuys). In 1853 werd het Blauwhuis veranderd in een geneeskundig gesticht voor krankzinnigen en sindsdien zei men dat een gestoorde ‘rijp was voor ’t Blauwhuis’. Die situatie duurde tot 1898. Nu is het gebouw in gebruik van het Dordrechts Museum
Blauwhuis, Blauwhuis, rijp voor het Blauwhuis zijn, krankzinnig worden. Het voormalig krankzinnigengesticht het ‘Blauwhuis’ aan de Lindengracht (gedempt in 1883) is genoemd naar de kleding van de verpleegden. Ze droegen een blauwe lap om de rechtermouw. Zie ook: Blauwe wezen
Blauwkind, Blauwkinderen, zie: Blauwe wezen
bleekpoepje, bleekpoepie, te licht voorwerp. Oorspronkelijk: te licht afgedrukte foto
Bleijenhoek, Bleyenhoek, een van de oudste delen van de stad (nu onderdeel van het Centrum). Het is een van oudsher veelbesproken buurt; de achting voor bewoners van de Augustijnenkamp was vroeger echter vaak nog lager. Zie ook: Nieuwkerk; Riedikstraatje; Schotse Tuin; Schotsendijk; Toregriebus
bliek, Dordtsche bliek, lekkernij
blikzult, blikzult, boterhamworst
blinken, blinke, blinke as ’n hondekullechie, dâ vertind is in de maneschijn, erg glimmen
bloed, bloed, ’t bloed uit je tene hale, het bloed onder de nagels vandaan halen; bloed voor je hart zette, veel kracht kosten; dâ zal t’m wel vil bloed vor z’n hart zette!; iemand kwaad of verdrietig maken; boos of verdrietig zijn; ’t bloed stotterde in m’n are, het bloed stolde in mijn aderen; mijn hart stond bijna stil van de schrik
Bloedhal, Bloedhal, dansgelegenheid in een gebouwtje achter de voormalige Waalse Kerk (ingang Visstraat). Er werd daar vroeger veel gevochten
Bloemenbuurt, Bloemenbuurt, Dordtse wijk; dit gebied wordt met de Indische buurt, het Land van Valk en de Centrale Scholenbuurt doorsneden door de spoorweg Dordt-Breda, met in dit baanvak de scherpste spoorwegbocht van Europa
bloody hoera, bluddie hoera, flauwe kul; geënsceneerd; opschepperij
bobberd, bobbertie bloedwors, dik persoon; onnozele sukkel
bochelen, bochele, benaming van een spel, waarbij een jongen krom gaat staan en de anderen hem met een bal tegen zijn rug gooien
Bocht van Guinee, Bocht van Guinee, benaming van een huis in de Torenstraat (gesloopt in 1941)
bode, booj, boje, bode; dienstmeid
boeier, Dordtse boeier, bepaald type houten zeilschip. Het schip was overnaads gebouwd, wat wil zeggen dat de huidplanken niet tegen elkaar, maar over elkaar heen lagen. De Dordtse boeier had de meeste planken van de in Nederland gebouwde boeiers en daarmee was het de meest ronde boot
boekstaven, bokstapele, zeuren; goed op ’t hart drukken. (van ’t Duitse buchstabieren?)
boerenvismarkt, boere-vismart, verkoopplaats van de in de omgeving van Dordrecht gevangen riviervis, zoals zalm, elft en steur. In vroeger tijden waren in onze stad twee van dergelijke markten
Boezeroen, Boezeroentjie, ’t, voormalig Dordrechtsch Nieuwsblad
bofkonten, gebofkont worre, een pak rammel krijgen; ’k wou dâ je gebofkont wier!
bok pied, bokkepiejeje, bokkebiejeje, bokkiepiejeje, haasje-over; (van bokke-pied: de bok gaat telkens een voet verder van de beginstreep af staan)
Bokkenhof, Bokkehof, Musenhof . Het was een voormalig Hofje aan de Burgemeester de Raadtsingel. De sociëteit Musis Sacrem was er gevestigd. In 1915 brandde het gebouw af en op dezelfde plaats werd de Antoniuskerk gebouwd
bokkenzuur, bokkezuur, apezuur; ’k mos m’n eige ’t bokkezuur lôpe!
bokstavast, bokstavast, kinderspelletje; Eén kind staat gebogen met de handen tegen een muur. De andere kinderen springen bovenop hem/haar en gaan zitten
bonnefooi, bollefooi, op de bollefooi, op de bonnefooi; zonder afspraak vooraf. (het Franse bonne foi betekent: in goed geloof)
bont, bont, van bove bont, van ondere stront, dit wordt gezegd wanneer iemand wel netjes is aangekleed, maar erbij loopt met ongepoetste schoenen
Boom, Boom, de, zie: Boombrug
Boombrug, Boombrug, de namen zijn ontleend aan het feit dat ’s nachts de toegangen tot de havens met bomen werden afgesloten. Op de wal en in de rivier waren tevens houten palen geslagen, die een overval van vijandige schepen moesten verhinderen
Boomstraat, Boomstraat, zie: Boombrug
Boonenslaan, Boonenslaan, andere benaming van de Hallincqlaan, genoemd naar burgemeester Halling
bordje, borretje, borrechie, bordje; schoteltje
bosman, bosman, ziekenfondsloper; ‘bos’ is ziekenfonds
Bosschool, Bosschool, Buitenschool
Botgensstraat, Botjesstraat, Botgensstraat
Botgensstraat, Butgensstraat, Butkensstraat, Botjiesstraat, Botgensstraat, andere benamingen van de Boogjes (de Butgenspoort stond er). De straat is genoemd naar de familie But of Butkens
bottine, patien, laars (Frans: bottine)
boutplukker, boutplukker, poelier. In vroeger tijden werden er rond Dordrecht veel wilde vogels door zogenoemde vogelaars gevangen en werden op de Vogelmarkt (de latere Groenmarkt) verhandeld. In de stad woonden daardoor veel boutplukkers en hoenderkropsters, die pluimvee mestten
bovenbrengen, bove brenge, opbrengen; naar het politiebureau brengen, alwaar men eerst de trappen op moest (hij wier op te Groenmart bove gebroch). Na het verhoor werd de verdachte via de Groenmarkt naar de kelders onder het stadhuis gebracht, waar zich gevangeniscellen bevonden. In de jaren daarvóór (na 1544) heette die ruimte de Leeuwenkuil, de naam van de beruchte gevangenput, die onder het stadhuis lag. zie ook: Vlaamsche Hal
braadje, braaitjie, buitenkansje; voordeeltje; van de gelegenheid gebruik maken (Nederlands: ergens een slaatje uit slaan)
brand, brand, ’t brand van Dordrecht, term uit de haringhandel. In 1455, toen Dordrecht een belangrijke haringstad was, werd een aantal nieuwe en strengere regels voor het keuren en verwerken van haring vastgesteld. De door de stad aangestelde keurmeesters gingen bepalen of de vis goed genoeg was om ’t ‘Brand van Dordrecht’ te krijgen. Daartoe plaatsten zij een brandmerk op de harington, waarin volgens vaste regels de vis aan de wal verpakt was. In 1493 werd de Dordtse tonnemaat de standaardmaat in Holland; de bloeiperiode van de haringtrafiek in Dordt duurde tot 1775. Zie ook: Pikkelstraatje
brandpoort, brandpoort, brandgang
Bredeweg, Bredeweg, Breeweg, zie: Beeldjeshaven
broeinetel, broeinekels, brandnetels; broeinetels
Bruggehof, Bruggehof, camping, gelegen aan de Zuidpunt van het Eiland van Dordrecht, tussen de Dordtse Kil en de oprit naar de Moerdijkbrug (verkeersbrug).
bruinwerken, bruinwerke, beunhazen
buik, buikie, onderste stuk van de haring dat werd afgesneden, teneinde de ingewanden te verwijderen. Het buikie betekende voor velen juist een lekkernij. “’t Hart, hep-ie nog ’n buikie vor me?” (’t Hart was een visboer in Dordt in de jaren ’30)
buitenkant, Buitenkant, naar de Buitenkant gaan, naar de Hooikade gaan
bul, bul, bullebak; snottebel; d’r hank ’n bul aan je neus
bult, bult, d’r gaat ’n bult voorbij, we krijgen regen
Burgerlijke nederzetting, Burgerlijke nederzetting, benaming van één van de twee oudste stadskernen (ontstaansgebied van Dordrecht). Het was gelegen tussen de Voorstraatshaven, Suikerstraat, Spuihaven en Visstraat. Zie ook: Grafelijkheidscentrum
bussenzult, busse-zult, boterhamworst uit blik
Buurt, de Buurt, het gebied rond de Zeehavenlaan. Zie: Wielwijk
buut, buut, kinderspelletje. Eén kind staat met het gezicht tegen een muur. De anderen moeten naar hem/haar toelopen, meestal door de straat over te steken. Wanneer degene die bij de muur staat zich omdraait, moeten de lopers stilstaan. Wie nog doorloopt is af. Het kind dat de muur als eerste onopgemerkt haalt, wint
C.J.M.V.-gebouw, C.J.M.V.-gebouw, uit 1933 daterend pand aan de Burgemeester de Raadtsingel, naast Rhetorica. Het is ’t ontmoetingscentrum van de Christelijke Jonge Mannen Vereniging
Cellenbroedersstraat, Cellebroersstraat, zie: Swindrechtstraetgen
cent, cent, ’n cent kope, naar de snoepwinkel gaan; ga je mee ’n cent kope?; verkleinvorm centjie; ’n centjie voor den erepoort, onder dit motto collecteerde de Dordtse schooljeugd om de kosten te betalen van kinderspelen en vuurwerk voor het jaarlijks terugkerend Oranjefeest. Er werden tijdens dit feest erepoorten opgericht, die vaak slechts bestonden uit ’n over de straat gespannen touw met groen, slingers en lampions. Elke straat had zo zijn eigen erepoort; centjie tikke, kinderspel: elkaar aftikken om geld. Een aantal centen werd tegen een muur gegooid en moest zo dicht mogelijk vóór een op de stoep getrokken streep terechtkomen. Wie won, kreeg het geld
cent-de-bom, senniebom, augurk van een cent (van: ’n cent-de-bom)
centenmolen, centemole, draaimolen, die rondgedraaid werd door ’n paard (’n ritje kostte één cent)
centenschool, Centeschooltie, bijnaam van de eerste openbare stadsschool met kinderen van ouders die niet tot de Hervormde Kerk behoorden, en werd in 1837 in de Statenzaal van Het Hof gevestigd. Het schoolgeld bedroeg één cent per kind per dag; kinderen van bedeelde ouders kregen gratis onderwijs. In 1844 ging aan het Bagijnhof de eerste openbare kleuterschool van start; het R.K. lager-onderwijs begon in 1854 aan de Wijnstraat
centrum, Centrum, ’t, oudste wijk van Dordrecht
Ceramstraat, Serumstraat, zo werd de Ceramstraat wel genoemd, omdat deze in de buurt van het inmiddels gesloopte Gemeenteziekenhuis ligt. De Timorstraat werd om dezelfde reden ook wel spottend Tumorstraat genoemd; de Riouwstraat zelfs Rouwstraat
chic, chic de friemel, heel chic; weelderig
cito, sito, direct; meteen; hij mos sito naar ’t ziekehuis
competentie, competentie, z’n competentie hebbe, genoeg gegeten hebben (letterlijk: ik heb m’n kont en pens vol)
concubinen, kokkebijne, samenwonen, hokken. (Frans: concubine)
Crabbehof, Crabbehof, Crabbenhof, Dordtse wijk, genoemd naar de hofstede Crabbehoff. Deze buitenplaats met een in neo-romantische stijl gebouwd kasteeltje werd in 1628 aangelegd door Damas van Slingelandt. In 1958 werd met de bouw van de wijk begonnen; in 1962 werd het winkelcentrum Crabbehof door Prins Bernhard geopend en gold in de zestiger jaren als één van de modernste in Europa.
Crabbewijk, Crabbewijk, zie: Crabbehof
D.E.E.T.O.S., D.E.E.T.O.S., Deetos, korfbalvereniging sinds 11 juli 1919; de eerste wedstrijd werd gespeeld op een veld aan de Jacob Catsstraat. De naam is een afkorting van Dordt En E.D.N. Ter Overwinning Saam (E.D.N. stond voor Ende Dispereert Niet). De club, die nu zijn home vindt in de eerste korfbalsporthal van Nederland aan de Vorrinklaan, is negen maal nationaal kampioen geweest: zeven keer op het veld en twee keer in de zaal. Dordt mag met elf korfbalverenigingen bij uitstek een korfbalstad genoemd worden
D.F.C., D.F.C., Dordrechtsche Football Club (de club van Dirk Lotsy); oudste voetbalvereniging van Dordrecht, met een roemrijk verleden D.F.C. is opgericht in 1883 als Dordtse Cricket Club door H. van der Linden van Snelrewaard. De voetbalorganisatie heeft jarenlang in de eerste klasse van de Dordtsche Voetbal Bond en de (K.)N.V.B. gespeeld en is zelfs bijna enkele malen kampioen van Nederland geweest. De club kreeg later de namen F.C. Dordrecht en D.S.’79 (déjes) en heet nu Dordrecht ’90. Zie ook: Wie kent niet die fijne meneertjes (A.B.C.-versjes en gedichten)
daarnet, danet, zojuist; daarnet
daarzo, daro!, daar!
dag, nou, dag hor, dá-hááág!!, typische afscheidsgroet (het laatste woord wordt nogal lang en zangerig uitgesproken)
Dag van Dordt, Dag van Dordt, regelmatig terugkerende manifestatie (sinds 1990), waarbij het gemeentebestuur, openbare bedrijven en instellingen informatie verschaffen aan de burgers en men met elkaar van gedachten kan wisselen
dalles, dolles, Je krijg ’ne dolles mè ’ne kale kont betekent: je krijgt niets. Dolles mè ’ne kale kont heit ’r mir fedusie in ’m betekent: geen mens vertrouwde hem meer (zie: Slejen Aai, in A.B.C.-verhalen)
Damiatenbrug, Diamantebrug, volkse benaming van de Damiatenbrug, dat in 1854 gebouwd is naar een ontwerp van stadsarchitect G.N. Itz. De ‘houtkooperij Damiate’ was er gevestigd. Zie ook: Scheyersdycksie (De Galgebrug is genoemd naar het typerende ophaalmechanisme van de brug. De Dordtse stadsgalg stond echter vanwege de stank bij Zwijndrecht op het galgeveld: ver uit het zicht op een uiterwaarde in de Noord)
dansen, danse, ik zie ’t nog nie dâ m’n kindere danse, zei de blinde, ik denk niet dat het gebeurt; ik geloof er niet in (ironisch bedoeld)
deemsteren, démsere, stuiteren met een balletje
demmen, demme, banjeren; struinen; lôôp nie zo door die plas te demme!
des te beter, omstebeter dan, des te beter dan
deus, deus, gestoord persoon; daar lôôp wir zo'n deus
diefsteiger, diefsteiger, naam van ’n steiger, die was gelegen tussen het Gat van de Marktschuit en de Boombrug. Van dat punt uit werden misdadigers verscheept naar het galgeveld, aan de overzijde van de Oude Maas (zie: Diamantebrug)
diender, diender, ’n dôôjen diender, ongezellig, nogal zwijgzaam persoon
dingetje, dingchie, dingsie, dingetje
Dirk Solders, Dirk Solders, onbehouwen jongen; je lijkent wel Dirk Solders!
dodenbus, dôôjebos, begrafenis-vereniging
Doelesteyn, Doelesteyn, zie: Heelhaaksdoelen
Doelstraat, Doelstraat, in de Doelstraat logere, in de gevangenis zitten. Het Huis van Bewaring bevond zich in de Doelstraat, achter de huidige arrondissementsrechtbank. Vraag: ‘Wat is de langste straat van Dordt?’ Antwoord: ‘De Doelstraat. Daar is vorige week ’n vent ingegaan en hij is er nog steeds niet uit!’ Zie ook: Stek; Voetboogsdoelen. De Doelstraat is genoemd naar het oefenterrein van de Schuttersdoelen, gevestigd aan het Steegoversloot
Dolhuisstaat, Dullestraat, Dolhuisstaat, zie: Swindrechtstraetgen
Dolofa, Dolofa, de Dordtse Loon Fabriek, tot halverwege deze eeuw gevestigd in de Gravenstraat. Er werd van alles gemaakt in opdracht, voornamelijk werkkleding. De medewerksters stonden er op stukloon. In de volksmond werd het bedrijf de Dordtse Lorre Fabriek genoemd
dom, Dordtse Dom, zie: Groote- of Onze Lieve Vrouwekerck
dominee, Portugese dominee, niet zo’n goede dominee
donderhoed, donderhoedjie, kleine herenhoed, aan de achterkant voorzien van een opgeslagen rand
doorgaan, doorgaan, ga jij maar door mè je nat hooi! hoepel maar op!
doorzalen, doorzale, doorzeuren (herhalen); doorbuigen van een zitting of van hout
doos, dôôs, dôôs mè gezichies, een tasje met iemands hele hebben en houwen erin
Dordt, Dordt, Thuredriht, Thuredrech, Thuredrecht, Turdrecht, Du, andere benamingen voor Dordrecht als ’n doortrek-plaats in de rivier de Thure of Thured. Zie ook: Dort; Dubbel; hoe dichter bij Dordt, hoe rotter ’t wordt, landelijk bekende uitdrukking, afkomstig uit de scheepvaartwereld. Er zijn meerdere verklaringen voor deze term: - Door het privilege van het Stapelrecht in 1299 moesten alle schepen die langs Dordt voeren, hun goederen in de stad laten lossen, opslaan, keuren of op de markt brengen, soms onder dwang. Dit zinde veel schippers niet en ze waren er dan ook al ontstemd bij de gedachte wat er met hun lading zou gebeuren, zodra ze Dordrecht naderden. - De waterweg naar Dordrecht werd vanuit Zeeland en Rotterdam op ’t einde van de vorige eeuw steeds ondieper en dus minder bevaarbaar. Stoomboten liepen aan de grond, schippers moesten beter tij afwachten en de spoorbrug was na de aanleg in 1872 al te laag. De stoomsleepboten moesten de schepen vaak langs zandbanken loodsen om verder te varen of voort te trekken tot in de haven. - De windrichting was voor zeilschepen vaak tegenovergesteld aan de stroming. De getijdestroom echter was niet te voorspellen en vaak zeer ongunstig (het Wantij dat in de Beneden-Mederwede uitkomt, dankt er zijn naam aan). Het was dus vaak een kwestie van goed laveren. Ook de smalle Dordtsche Kil kende een behoorlijke getijdestroom (tot 1970), wat het manoevreren moeilijk maakte. Het stellen van de zeilen gebeurde in vroeger tijden dan ook op goed geluk, in de hoop niet tegen de kade of oever te slaan. - Dordtse schippers beweerden dat vreemdelingen bij doorvoer gebruik moesten maken van hun schepen. Er kwamen dan Dordtse makelaars aan boord en namen de bemanning mee naar een herberg of kroeg, waar altijd wel liefhebbers waren voor een ‘vrâchie of agooisie’. Bleef de vreemde koopman nuchter en niet bereid tot verkoop van de lading, dan moest hij toch nog aan de makelaar belasting betalen. Pas na acht dagen mocht hij de stad dan weer verlaten. Zie ook: Scha’verhaling
Dordt in stoom, Dordt-in-stoom, regelmatig terugkerend evenement, waarbij in de Dordtse binnenstad - vooral op en rond het water - allerlei op stoomkracht werkende machines, voer- en vaartuigen te zien zijn
Dordtenaar, Dordtenaar, ’n, inwoner van Dordrecht; hij is ’n Dordtenaar, hij hep van den os gegete, een historie uit de 18e eeuw. Een zekere Godschalck gaf een os iets wildmakens te eten. Hij brak los en richtte veel schade aan in straten en op het marktplein. De os werd een tweede maal dol en ging weer in de stad tekeer, ondanks het bevel van de burgemeester hem beter te bewaken. Godschalck moest de os slachten en schonk het vlees aan de leden van het Stadsbestuur. Sindsdien werd over de leden van het vroedschap, als ze iets nogal streng aanpakten gezegd: ‘Daar heb je weer zo’n Dordtenaar, hij heeft zeker van de os van Godschalck geproefd!’ S. en J. Luchtmans, uit: Nederlands Archief voor Kerkelijke Geschiedenis, Leiden, 1843
Dordtenees, Dordtenees, andere benaming van een Dordtenaar (wordt vooral door Dordtenaren zelf gebruikt)
Dordts, Dordts, Dors, Dordts taaleigen; Dordts dialect. ’n Voorbeeld van ‘ech Dors’: d’r lei ’n klauwchie mullevers in de sloei (er ligt ’n handvol knikkers in de straatgoot)
Dordtse, Dordtse, ’n, inwoonster van Dordrecht
Dordtse Dom, Dordtse Dom, zie: Groote Vrouwekerck
Dordtse last, Dordtsche last, oude Dordtse korenmaat van 24 zakken of 96 achtendelen. Eén zak had ’n inhoud van 125,16 liter; één achtendeel 31,29 liter. Later werd de maat 32 zakken (96 schepsels, oftewel 384 spinten). Zie: mazelaar
Dordtse zak, Dordtsche zak, korenmaat, eeuwenlang in de graanhandel gebruikt, tot ver in de 19e eeuw. zie: Dordtsche last
Dorreboom, Dorreboom, andere naam voor de straat Twintighuizen. In 1663 liep er al ‘de Dyck, ghenaemt den Dorrenboom’
dot, dotjie, verstand; gebruik toch 's je dotjie!
Draaiom, Draaiom, Draijomme, torentje van de voormalige Kloveniersdoelen
Drapierskade, Drapierskade, zie: Scheyersdycksie
Drechtstad, Drechtstad, Dordrecht, één van de Drechtsteden (meervoud Drechtsteden)
Drechtstedenhal, Drechtstedenhal, ijshal aan de Karel Lotsyweg
Drechtstedenziekenhuis, Drechtsteden Ziekenhuis, Diaconessenhuis Refaja aan het Van der Steenhovenplein. Dit ziekenhuis werkt samen met de locatie Jacobus op Zwijndrecht
dreg, dreg, twee hale met ’n dreg door de Voorstraatshave en je kossjie is gekoch! iets heet tegenwoordig nogal gauw ‘antiek’ (letterlijk: ‘twee keer dreggen en je hebt genoeg oude rommel, die je voor veel geld kunt verkopen’)
drijfijs, drijfijs, koekje, gedoopt in de koffie
drijtelen, drietele, grote boodschap doen achter ’n struik. Achter de Weeskinderendijk lagen stapels bielzen van de spoorwegen. Er waren nauwe gangetjes tussen om te drietele
druilen, druile, over de grond rollen van knikkers; je mag nie druile. Bij het spel schotgooie moest je je knikker op die van een ander gooien zonder erbij te druile
drukte, drukte, ze hep drukte as man’s moer mè t’n luurkorf, werd gezegd van iemand die zich iets verbeeldt (moer is moeder, luurkorf is luiermand)
drussen, drusse, doordrammen in een gesprek; “zit nie zo te drusse!
dubbel, dubbeld, dubbelt, dubbel
dubbeltjesschip, dubbeltiesschip, salaris; end van de week kom me dubbeltiesschip wir binne
duimeling, duimelessie, boekband; bekleding van een boek
duister, duch, donker; zie ook: ’t is maar luch en duch
Duivelaarsgat, Duivelaarsgat, donker, nauw straatje bij de Lutherse Kerk. Benaming van de huidige Blindenliedengasthuissteeg (zie ook: Crommenellebooghstraat), die vroeger ook wel Duvel(n)aarsgat of Achter de Luthersche Kerck werd genoemd. Het was er vaak vuil, stil en aartsdonker
Duivelseiland, Duivelseiland, zie: Louterbloemen
duizendgelukje, Duizendlukkie, ’t is ’n Duizendlukkie, een kans van één op duizend
dwanggareel, dwang-gareel, Zij (Dordrecht) voert een Hoogheid van gezag / dat elck t’ontzien heeft en te vreezen / Maar gold de wensch, en vloeck, van velen / men scheurde zulcke dwanggareelen. Uit: Oudaan, Poëzy 2,51
dwars, dwars door Dordt, vaak ironisch bedoelde uitdrukking, met betrekking tot iemand die nogal onbehouwen en met grote stappen loopt of aan één stuk een lange wandeling door Dordt maakt. Oorspronkelijk: naam van een zwemvereniging, opgericht in 1928, die jaarlijks zwemwedstrijden organiseerde
E.B.O.H., E.B.O.H., Dordtsche Voetbal-Vereniging Eendracht Brengt Ons Hooger (spreek uit: ébo). Opgericht op 27 november 1921 als O.V.D. (Onze Vrienden Dordt). E.B.O.H. is een bekende Dordtse voetbalclub, met een roemrijk verleden. Het heeft in de hoogste regionen van de Dordtsche Voetbal Bond en de (K.)N.V.B. gespeeld. In de volksmond heeft de vereniging de bijnaam: Elf Boeren Op Hol. N.B.: Het ligt niet de bedoeling van A.B.C. Dordt de tientallen Dordtse sportclubs te beschrijven; wel opmerkelijke zaken en bijnamen in de volksmond worden genoemd, ook al zijn die soms ‘op het randje’. Zo is D.B.C. ontstaan uit zomeravond-voetbal van de Dordtse bakkers en ging de Dordtse Bakkers Club heten, wat later werd gewijzigd in Dordtse Boys Club. R.I.O.S. noemt men wel schimpend: Rukke Is Ons Streve. O.D.S. (Oefening Doet Slagen) heeft de bijnaam: Onze Dordtse Schoffies
E.D.A.D., E.D.A.D., Eerste Dordtsche Autobus Dienst. De particuliere busdienstonderneming is in 1923 opgericht door de Papendrechtse garagehouder C. Bongers en al in hetzelfde jaar overgenomen door Willem van Twist. De E.D.A.D. was de voorloper van het G.A.D. (1957), sinds 1968 het huidige G.V.B.
eenboom, eenboom, eenzaam persoon; eenling
eerste, eersie, twees, ders, op de eerste, tweede of derde plaats geëindigd bij kinderspelletjes. Tijdens het verstoppertje spelen degene die zich als eerste, tweede of derde persoon vrij buut. De term wordt ook gebruikt bij knikkeren
eerste, in den eerste, opeens; ineens
ei, eiere, mè eiere lôpe, zwanger zijn; jouw tante lôôp mè eiere, hé?
eikenhout, eikehout, stijf; houterig; doe nie zo eikehout!
Eilandbrug, Eylandtbrugh, over de verbinding van de ‘Bom’ (Bomkade) en de ‘Kalckhaven’ lag tussen de ‘Koorenbeurs’ en het pakhuis ‘Vreedenburgh’ een brug, die toegang gaf tot het Nieue Eylandt (benaming van de Binnenkalckhaven en Buytenkalckhaven rond 1655). De verbindingen van de Bom met het Maartensgat en Kalckhaven werden in 1722 opgeheven, waardoor de brug kwam te vervallen
eindje, eindjie, je eindjie ga t’r van uit, ik erger er me dood aan; ’n eindjie gunnekamp dut op, een eindje verderop; (ook: gunnekant, gunnekom dut op)
eitje, aaichie och herre, vroom mannetje
embouchure, amezuur, asem; adem; ’k hep geen amezuur; Uit ’t Frans: een embouchure is een mondstuk (vergelijk: zich ’t apezuur lope, hetgeen betekent: buiten adem zijn van ’t lopen)
Emma, EMMA, bekende Dordtse voetbulclub uit 1911. Het heette aanvankelijk D.V.O. (Door Vrienden Opgericht) en is gevestigd aan het Sportpark. De vereniging heeft sedert 1933 in de hoogste afdelingen van de Dordtsche Voetbal Bond en de (K.)N.V.B. gespeeld en wordt wel genoemd de Club van de Van Der Gijpies
eng, eng, zich niet lekker voelen; misselijk, duizelig zijn; ’k voel me vandaag toch zó eng
Engelenburgerhaven, Engelenburgerhaven, zie: Roodermondshaven
enkel, enkelt, enkel
fiebelefors, fiebeldefors, snel; (uit ’t Frans: vive la force)
fieselefacie, fieselefasie, gezicht
fietsenstalling, fietsestalling, Dordt is de fietsestalling van Rotterdam, Dordrecht ligt onder de rook van Rotterdam; Dordt is het voorland (Rotterdamse uitspraak)
floraliafeest, Floraliafeeste, heidense volksgebruiken ter ere van de Godin Flora en uitgevoerd op Pinksteren (17e en 18e eeuw). Men kleedde jonge meisjes in het wit (‘Pinksterblommen’) en voerde ze met bloemen en slingers versierd langs de straten, onder het zingen van liedjes en het vragen om een aalmoes
florsen, florse, met water knoeien; je mot onder ’t floddere nie zoveel florse!
fluit, fleut, met moeite; hinderlijk; ’k Lôôp me fleut betekent: ik moet veel (lang) lopen. ’k Ben me fleut gewaaid wil zoveel zeggen als: ik heb tegen een fikse wind in moeten optornen en ben daardoor nog een beetje buiten adem
fluitkikker, ruige fluitkikker, vreemd persoon; hij is voor z’n ruige fluitkikker, hor! ’t is voor elkaar; ’t is voor de bakker
fluweel, freweel, fluweel
forceren, foxére, forceren
forten, forte, samenwonen; hokken; ze zit mè t’r knurfie al jare te forte
frotserig, frotserig, dikkig
frutsen, frutse, prutsen; frutselen
fuse, frizee, fusée, soort vuurwerk
Galgenbrug, Galgebrug, zie: Diamantebrug
Galgenlaan, Galgelaantjie, andere benaming van de Hallincqlaan, genoemd naar burgemeester Halling
Gang van het Eeuwige Leven, Gang van het Eeuwige Leven, de, bijnaam van een zijstraatje van het Stek, uitkomend in de Mariënbornstraat. Het werd zo genoemd, omdat de bewoners bij hun onderlinge ruzies voor het nodige leven zorgden. Later heette het ’t Stekdwarsstraatje
gasmachine, gastmaschien, gasfornuis
Gat, achter het Gat, meerplaats in de monding van de Vest, aan de Riedijkshaven (bij het Papendrechts veer); zie: ’t Gat van de Marktschuit
Gat van Cohen, Gat van Cohen, ’t, vrijgekomen stuk grond op de plaats van het huis van de arts E. Cohen aan het Steegoversloot. Het lag in de bedoeling het Statenplein naar het Weeshuisplein door te trekken (parallel aan de Voorstraat). Zover is ’t nooit gekomen; nu staat er nieuwbouw
Gat van de Marktschuit, Gat van de Marktschuit, ’t, benaming van de inham van de Wijnhaven bij de Boombrug aan het noordeinde van de Mattenkade, vanwaar de Zwaan, het beurtveer op Rotterdam, vertrok (gedempt)
gebbetje, gebbetjie, lichaam; iemand op z’n gebbetjie geve. Ook: gebbetjie make (’n lolletje maken)
gebbetje, gemmetjie, lijfje, borstrok
gek, gek, hij is zo gek as ’t paard van Loeve, uitdrukking, waarmee handelaar Loeve werd bedoeld, die langs de deur trok met wasmiddelen en zeeppoeder. Zijn paard graasde op het veld van Fluks. bè-je gekkies! ben je mal!
geklonken, geklonken, bij Hoebée geklonken, in de Noord al gezonken, negatieve uitdrukking, betrekking hebbend op de kwaliteit van het klinken van stalen platen op scheepswanden. Niet de klinker zelf, maar de aanhouder (dat is degene die aande binnenkant van het schip stond) bepaalde of het schip wel waterdicht genoeg werd gemaakt. Vandaar de uitdrukking ‘de aanhouder wint’. [scheepswerf, gebouwd in 1792 door Pieter Hoebée. Nu bevindt het bedrijf zich aan de Merwedestraat]
geldjespoten, gellekenespôte, rare benen. Gellekenes was de benaming van een aanzienlijke hoeveelheid geld, dat vaak werd gedragen in een opgeknoopte schort, waardoor de benen vanwege de zware last krom gingen staan
gele boon, gele boontjies, spercieboontjes
gelijk, gelijk gaan, flauw vallen; plat op de grond vallen; hij gong gelijk op z’n’n taas
geloven, gelove, hij geloof nog an Hein, hij is ’n onnozele sukkel, ’n fantast
gelukkige, de Gelukkige, zie: Beatrix
gelukspiemel, gelukspiemel, bofkont
geresolveerd, gereseleveerd, koppig; tegen de draad in; gereserveerd
Geschreven straat, de Geschreven straat, benaming van de Schrijversstraat. Het straatje heette voordien Vranckenstraetgen (1463), waarschijnlijk genoemd naar de aldaar wonende familie Schrijver
gespelen, gepse!, lopen!; hollen! (bij ’t voetballen); maak dat je wegkomt!
gierelegooiig, gierelegoojig, slap; waterachtig (van soep, koffie e.d.)
glipin, glip in, meel, met water stijf gekookt (zie ook: dood over de onderdeur, kijk-over-den-heining, meeldenbrij)
glipstevel, glipstiebels, grote schoenen
glis-in, glis in, meel, met water stijf gekookt (zie ook: dood over de onderdeur, kijk-over-den-heining, meeldenbrij)
Goddeloze pad, Goddeloze pad, verbastering van het Geldeloze pad; (het werd ook wel ’t Paadje van de Hoogt genoemd)
goorjan, goorjandet, ongewassen, onguur persoon
Gordel van Smaragd, Gordel van Smaragd, naam van de bebouwing aan de rand van de stadskern. Benaming van het Singelgebied, waar onder meer veel villa’s (een groot aantal ervan is gesloopt) en herenhuizen gebouwd zijn. Zie ook: Beeldjeshaven
gortbuik, gortbuik, niet tegen heug en meug; “Ze zal ’r eige d’r heus gene gortbuik an drinke” (an ete) betekent: ‘ze zal er heus niet te veel van drinken’ (van eten)
gouden ketel, gouwe ketel, kinderspel (spelregels onbekend), waarbij het volgende werd gezongen: Wie zit ’r in m’ne gouwe ketel? / Die kan draaie, die zal gouwe poppetjies draaie. / Ha, haasjie, / ingelingelaasjie, / bordpampier, / tingelingelier!
Grachtje, Grâchie, Bagijnestraat (Begynenstraetgen). De oude stadsgracht (Binnengracht, zie ook Steek-over) liep er vroeger.
Grafelijkheidscentrum, Grafelijkheidscentrum, benaming van één van de twee oudste stadskernen (waar Dordrecht is ontstaan). Het bestrijkt het gebied Groenmarkt-Wijnstraat-Gravenstraat. Zie ook: Burgerlijke nederzetting
Groothoofdspoort, Groothoofdspoort, poort van het ‘Groote Hoeft’, die over de Oude Haven waakte. Met de Catharijnenpoort is ’t de enig overgebleven stadspoort. Het poortgebouw dateert uit omstreeks 1400. Naast de poort stond de Putoxtoren, die al in de 13e eeuw als beveiliging diende van de ingang van de Oude Haven. Hij stond aan de westzijde van de ‘Groote- of Boombrugh’ en deed tevens dienst als tijdelijke gevangenis voor lieden, die verzuimd hadden tolgeld te betalen bij het toetreden van de stad. Deze toren viel in 1607 om van ouderdom en in 1617 is hij vervangen door een koepel met de wapens van de regerende burgemeesters. Het Groothoofd en de Merwekade bieden al eeuwenlang een wijds uitzicht over Europa’s drukst bevaren rivierenkruispunt. Talloze schilders hebben dit tafereel vastgelegd, vanwege het kleurrijke spel van water, lucht en land. Het biedt de aanblik van een pittoresk stadssilhouet, opkomend uit het water, hetgeen vooral vanuit de overzijde van het waterfront (de ‘Goudkust’ op Zwijndrecht en het Slobbengors aan Papendrechtse zijde) het best is te aanschouwen. Zie ook: Joppentoren; Noord; Uythoeck; Vereniging ‘Oud-Dordrecht’; Sint-Christoffel en de Stedemaagd, in A.B.C.-versjes en gedichten
groots, groos, groos as ’n haan, die in de stront getrap heit, erg trots
Grote Kerk, Grote Kerk, Grootekerk, hij klim nog tege de Grote Kerk óp, dit wordt gezegd van een ouder iemand die nog goed ter been is en erg lenig; achter de Grote Kerk staan, scharrelen, vrijen; ze stong wir met ’r knurfie achter de Grote Kerk; zie: Groote Vrouwekerck
Grote Vrouwenkerk, Groote Vrouwekerck, de stadskerk is volgens een legende uit de 11e eeuw gesticht door Sint-Sura, heilige en martelares. Over een juiste datum waarop met de bouw is begonnen, valt niets met zekerheid te zeggen. Wel heeft men een kroniek gevonden, waaruit blijkt dat als men vrij gaat terugrekenen, er op de plaats van de Grotekerk al rond 1030 een kapel stond. Anderen beweren dat het de kapel was van de latere Nieuwkerk. Algemeen wordt aangenomen dat de fundering van de toren omstreeks 1339 heeft plaats gevonden. Toch zijn er veel ‘verglaasde’ stenen in de toren ingemetseld. Dergelijke stenen dateren ongeveer uit het jaar 1200. Uit bouwtekeningen blijkt, dat het de bedoeling was de toren een spits te geven met een hoogte van 108 meter. Door verzakkingen in het muurwerk moest men dit werk staken. De toren staat 225 cm. uit het lood. Het gedeelte dat reeds was opgebouwd heeft men weer afgebroken en de toren werd afgesloten met een zogeheten wolvedak, een dak dat met vier hoeken schuin afloopt. Op 741 cm. beneden de begane grond rust het fundament in een blauwe kleilaag. Dit fundament bestaat uit drie boven elkaar liggende lagen balken. Op het hout ligt een laag Namense steenstukken, daarop een laag beukenbalken waarop het metselwerk rust. De kleilaag is aan de noordzijde dikker dan aan de zuidzijde. Door het enorme gewicht van de toren (zo’n 12 miljoen kilo) werd de dikkere kleilaag meer en meer samengedrukt, waardoor de toren langzaam ging zakken en begon over te hellen naar het noorden. Tijdens de restauratie van 1953 tot 1973 is een verdergaande verzakking bezworen. De bestaande fundamenten werden verbreed door middel van een gewapendbeton-constructie aan de buiten- en binnenmantel en werden er vijf hoofdbalken aangebracht, dwars door de oude fundaties. In de toren hangt een beiaard van 48 klokken; het uurwerk dateert uit 1624. Zie ook: het Heilig Hout van Dordrecht; Nieuwkerk; Sint-Sura; Grote brand van 1457 (in A.B.C.-versjes en gedichten)
Grote Weg, Grootenweg nr. 7, voormalige Straatweg van Amsterdam naar Antwerpen. Het jaar 163l: ‘Den Regeeringh van Dordrecht laet den straetweg op Swyndrecht aanleggen tot geriefelyckheit van den huysluyden om hare waer hier te brenghen’. De straatweg werd de ‘Lange Weg’, thans de Rotterdamse Weg. Er wordt beweerd dat de huidige route: Rotterdamse Weg (verlengd naar de Vriesestraat) - Vrieseweg - Reeweg-Oost (Reeweg) - Haaswijkweg - Provinciale Weg naar de Kop van ’t Land (ook wel Nieuweweg! genoemd) in het begin van onze jaartelling een zuidelijke Romeinse Heerbaan (legerweg) zou zijn geweest. Opgravingen in de buurt van onder meer de Dubbeldamse watertoren zouden dat hebben aangetoond
Grotekerk, Grotekerk, komische bewering: de Grotekerk, hij staat 225 cm. uit 't lood, maar gistere zag 'k d'r nog 'n meeuw op zitte en die zat hartstikke kaarsrech!; uitdrukking bij een moeilijke bevalling: ’t is wat as de Grotekerk door ’t Zakkertie mot! (’t Zakkertie is het Zakkendragersstraatje); uitdrukking van iemand die graag drinkt: ’k hep liever dâ de Grotekerk omval dan m’n glaasjie!
hak, Dordtsche hakke, speciaal Dordts gebak: peperkoek in de vorm van zolen of hakken
Hallincqlaan, Hallekelaan, Halligelaan, andere benaming van de Hallincqlaan, genoemd naar burgemeester Halling
Halve Mijl, Halve Mijl, naam van een gebied over water, dat tot Dordrecht behoorde of binnen de invloedssferen van Dordt lag. Binnen dat gebied werd accijns op ingevoerde goederen geheven (’t is nog ’n Halve Mijl gaans). Groot Plackaet Boek (1779): ‘Des stads Excyns van Wyn en Bier in den Swindrechtschen en Papendrechtschen Waert, betekent onder de naem van den Excyns over den halven Mijl’. [De stad hief vanaf 1580 accijns op wijn en bier. Het hield in dat dorpen in de omgeving alleen bier mochten tappen, als de Dordtse belasting op bier was betaald.]
Hang, Hang, ’t, Haringstraat. Dit straatje tussen Voorstraat en Lange Breestraat werd zo genoemd, omdat verschillende Dordtenaren zich er hebben opgehangen
harde worst, harde wors, cervelaatworst; snijworst
haren terughalen, hare terughale, z’n Hare terughale, teruggaan naar de plek waar men zojuist gevochten heeft; zijn vijand weer opzoeken
hassewasje, hassewassjie, akelig persoon; nietsnut. Ook: geringe, gemakkelijke klus (mogelijk afkomstig van één hand één wasjie)
Havelmiet, Havelmietjie den dweil, iemand die geestelijk in de war is; daar ga wir zo’n Havelmietjie den dweil. De term is waarschijnlijk afkomstig van de benaming van een vrouw die erom bekend stond, dat ze altijd en eeuwig aan het schoonmaken was
, hé!, vaak gebruikte uitroep aan het eind van een zin, die suggestief wordt uitgesproken. Het is niet zo zeer een vraag, als wel een bewering; er wordt van de ander verwacht dat hij instemmend reageert. Voorbeelden: ’t is nie zo best met ’m, hé?! en ’t kè-je niks meer verschele, hé?!
Heelhaaksdoelen, Heelhaaksdoelen, Heelhaecxdoelen, één van de drie voormalige Dordtse Schuttersdoelen (vanaf ± 1450) [de schutters schoten met een ‘heelen haecke’; een vuurwapen dat met een haak kon worden vastgezet om de terugstoot op te vangen]. De andere schuttersdoelen waren de Kloveniersdoelen en de Voetboogsdoelen. De schutspatroon van de heelhakers, die de stadsverdediging op zich namen, was Sint-Christoffel. In 1559 bezat deze schutterij een doelhuis naast de St.-Jorisdoelen. Kort na 1572 verhuisde men naar Het Hof, waar de schutterij tot de opheffing ervan verbleef. Aangekocht door S.M. Hugo van Gijn, vestigde de Dordtsche Industrie- en Huishoudschool voor Meisjes zich in 1901 in het Huis Doelesteyn, op de plek waar eens het gildehuis stond
heen en her, hin en her, heen en weer
Heer Boeijenstraat, ’s, Heer Boeydenstraatjie, ’s, zie: Schijtstraatjie
Heer Daniëlsmarkt, Heer Daniëlsmart, één van de drie Dordtse jaarmarkten. De andere twee waren de Bamismart en de Meimart. Deze markt of kermis, gehouden in de Boomstraat buiten Dordrecht (in het zogenoemde Heer Daniëlsambacht, een heerlijkheid rond de Nieue Kerck (zie Nieuwkerk) en begon op 5 juni, de patroonsdag van Sint- Bonifatius. De jaarmarkt duurde acht dagen. In 1572 werd de jaarmarkt er gehouden van 15 tot 23 juli, tot 1790. In 1795 hield de heerlijkheid op te bestaan. Het gebied werd vervolgens ingelijfd door de gemeente Dordrecht, waarna op genoemde plek nog maar één jaarmarkt (met kermis) werd gehouden, die een week na Pinksteren begon (de zogenaamde Meimart) en eveneens acht dagen duurde.
Heer Frederiksstraat, Heer Vredericxstraet, zie: Marrebonstraat
Heer Heymansuysstraat, Suis, Heremesuis, Herremesuisstraat, Seremesuisstraat, H, verschillende benamingen van de Heer Heymansuysstraat, genoemd naar de Dordtse burgemeester Heyman Suus (omstreeks 1285). Eén van de weinige straten van Dordt die niet van naam is veranderd
Heerengracht, ’s-Heerengracht, zie: Lindengracht
heidelandij, heidelandij, hij is de heidelandij op, hij is weggegaan met onbekende bestemming
Heidendom, Heidendom, zie: Heidenpaadjie
Heidenpad, Heidenpaadjie, eertijdse benaming in de volksmond van het Papeterspad. Was het een pad door de hei? Was het eten van pap een heidense gewoonte in het ‘christelijke’ Dordrecht? Was Pa Peter een heiden? Vele Dordtenaren hebben zich dat in de loop der jaren afgevraagd. Het antwoord is: nee. Hoewel de herkomst van de naam van het pad moeilijk is na te gaan, zeker is dat er in vorige eeuwen papiermakers werkzaam waren, die ook wel in het Frans ‘papetiers’ genoemd worden, hetgeen na de Franse overheersing gemakkelijk te verbasteren viel tot papeters (spreek uit: pápputters)
heilig hout, het Heilig Hout van Dordrecht, de legende van ‘den Heylighen Houte’. Dordrecht bezit vanaf het begin van de 15e eeuw een stukje van het kruis van Christus. Het schijnt niet meer dan een splinter te zijn en werd aan de stad geschonken door de Dordtse jongeling Claes Scoutet, die het verkreeg na omzwervingen als leerling koopman door het Midden-Oosten. Van de sultan van Babylonië kocht de baas van Claes het kleinood, verborgen in diens scepter. Vóór hij doodging, stond de koopman het stukje hout af aan Claes, die het via Brugge naar Dordrecht bracht en het, verborgen in een kistje, schonk aan de kerkmeesters van de Groote- of Onze Lieve Vrouwekerck (zie: Grotekerk). Het Heilig Hout doorstond een brandproef, uitgevoerd in 1431 onder toeziend oog van de Bisschop. Ook uit de grote stadsbrand van 29 juni 1457 kwam het ongeschonden tevoorschijn, terwijl toch de Groote Kerck een prooi der vlammen was, alsmede 600 huizen. [zie: 1457 Grote brand, in A.B.C.-versjes en gedichten] Van toen af aan was de relikwie beroemd en trok duizenden pelgrims. In 1458 besloot de ‘Steedelycke Regeeringh’ elk jaar een grote processie of ‘Cleyne Ommegangh’ te houden op de eerste zondag na de feestdag van Petrus en Paulus; de bewuste 29-ste juni. [De ‘Groote Ommegangh’ was de Sacramentsprocessie op de laatste zondag van juli] In de stoet werd het Heilig Hout meegedragen. Die dag was een feestdag voor de poorters en voor de inwoners van alle omliggende plaatsen. Volgens oude stadsrekeningen hadden de katholieke plechtigheden in het openbaar plaats tot het jaar 1571, toen een omwenteling in de godsdienst zich voltrok. Van het bestaan van het Heilig Hout werd daarna niets meer vernomen; er wordt beweerd dat het stukje kruishout na de Hervorming door de katholieken zorgvuldig is bewaard en zich nu bevindt in de R.K. Onze Lieve Vrouwekerk aan de Brouwersdijk
hek, hekkes, hekkens, hek; doe ’t hekkens ’ns dicht!
Hellingen, Hellingen, de, de Platte Hellingen, benaming van een van oudsher veelbesproken buurt ten zuiden van de Spuigracht (Vest), tussen de Boogjes en de huidige Van Strijsingel (zie: Beeldjeshaven), genoemd naar de vroegere hellende scheepstimmerwerven, touwslagerijen en houtbewerkingsbedrijven aan de Spuihaven (zie: achter ’s Lands-werf) en Achterhakkers. Het Moordhofje was aan de Hellingen gelegen
helpen, hellepe, water geven; ’k hep gistere de plante nog gehollepe
helpen, gehollepe, ze wor van d’n emmer gehollepe, van de bijstand leven; (afgeleid van: ze wor van d'n arme gehollepe)
hemd, hempie, hempie kreukel m’n aasjie nie, hempie kreukel me naadjie nie, werd gezegd tegen iemand, die zich nogal gauw op z’n teentjes getrapt voelde. [aasjie = aars]
hemdje, gemmetjie, grapje
hiepenkont, iepekontjie, kindje; klein mannetje
hiepenkontig, iepekontig, iepekonterig, benepen; schriel
hier en ginds, herres en guns, heen en weer
hier tot daar, van hierente tot darente, van hier tot daar
hobbel, hobbel, dijkovergang; hoger gelegen straatdeel (bijvoorbeeld: de Hoogt). Het is ’t tegenovergestelde van een zeegt
hobbelfrank, hobbelefrank, grote schommel in een speeltuin
hoed, hôge hoed, mè je hôge hoed opzitte, met je beste kleren aan erbij zitten
Hoevenaarslaan, Hoevenaarslaan, zie: ’t Paadje van de Heer
Hof, Hof, cultureel centrum sedert 1972; beroemd om zijn Statenzaal. Omstreeks 1275 gesticht als Augustijnenklooster, ernaast werd de nog bestaande Augustijnenkerk gebouwd. In 1572 betreden de Watergeuzen de stad en kiest Dordrecht voor de prins van Oranje. De schutters van de heelhaak (zie: Heelhaaksdoelen) verdreven de kloosterlingen en betrokken daarop het gebouw. In dat jaar werd de Eerste Vrije Statenvergadering in Het Hof gehouden en de Staten van Holland sloten er, ook in 1572, de Unie van Dordrecht. In 1575 logeerde prins Willem van Oranje met zijn bruid Charlotte de Bourbon in het tot Prinsenhof omgedoopte gebouw; in 1585 de graaf van Leicester en stadhouder Prins Maurits. Het Hof deed ook nog dienst als plaats van onderhandeling tussen de Spanjaarden en de Nederlanders, volgens de Vrede van Münster in 1648. Na het vertrek van de Heelhaaksschutters werd het beneden-gedeelte van het complex tot in de vorige eeuw gebruikt voor ‘eene Stadsschool voor minvermogenden’ (zie: Centeschooltie); de lokalen erboven vanaf 1836 tot 1900 door leden van het ‘Teekengenootschap Pictura’. Zie ook: Hofbrood; Soephuis
hofbrood, hofbrôôd, voedsel dat uitgereikt werd aan behoeftige mensen. Met de uitdrukking: we zulle je opschrijve voor ’n hofbrôôd en ’n paar klompe of we zulle je opschrijve vor 'n stropdas mè pinne werd bedoeld: je kunt de pot op, loop naar de pomp. Verklaring: In het Hof hielden vroeger de diakenen van de hervormde kerk zitting voor de ‘bedeelingh’ van de armen. Ze hadden in de Hofstraat een spijskokerij en een eigen bakkerij, waar voor de diaconie brood werd gebakken, dat echter ook bestemd was voor behoeftige mensen. Later was er de Rumfordse soepkokerij gevestigd. Iets verderop, op de hoek Steegstraat/Kromme Elleboog, stond het Turfhuis, vanwaar uit turf werd uitgedeeld door de diaconie. Zie ook: ’t Achterom (naamsverklaring Rumfordse soep); Soephuis
Hoge Eind, Hôge End, ’t, de buurt rondom de Riedijk
Holland, de Holland, stoomboot op het droge; koekjestrommel; bonbonnière; hoedendoos met een pijp erop. Dat waren in en na 1939 enkele bijnamen, die onder de Dordtse bevolking de ronde deden over het hoofdkantoor van de Brandverzekeringsmaatschappij ‘Holland van 1859’ aan de Burgemeester de Raadtsingel, langs de spoorlijn naar Rotterdam. De architect van het gebouw was Sybold van Ravesteyn, die ook in ’39-’40 Kunstmin heeft herbouwd. De beeldengroep is van Van Kuilenberg. Later ging de N.V. Holland, met inmiddels nieuwbouw erachter (ontwerp van H. Oud), over naar de De Utrecht (AMEV) en in de tachtiger jaren werd het hoofdgebouw omgevormd tot een supermarkt
Hollands Diep, Hollands Diep, één kilometer brede rivier aan de zuidpunt van het Eiland van Dordrecht (Willemsdorp, Bruggehof, Zuidpunt), op de grens met Noord-Brabant. Uitdrukking: ‘boven de Moerdijk’. Het Hollands Diep, gelegen ten noorden van het Noordbrabantse dorp Moerdijk, wordt door Hollanders en Brabanders gebruikt als scheidslijn tussen de bevolkingsgebieden van Noord- en Zuid-Nederland, ieder met een eigen cultuur, die geënt is op een calvinistische, c.q. katholieke inslag. Over het Hollands Diep lopen een verkeers- en een spoorbrug (Moerdijkbruggen).
hompendoos, hompedôôs, eigenaardig dik vrouwspersoon
Hondenhemel, Hondehemel, een landje, gelegen in de bocht van het Wilgenbosch en de Korte Parallelweg; onderaan de spoorbrug. In de 16e eeuw stond er op deze plek, naast het ‘Varkensoort’ aan de Achterhakkers, de legendarische ‘Dorrenboom’ met een kapelletje, gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw. Later werd dit het balkengat van de houzaagmolen ‘De Goede Verwachting’. De naam Hondehemel is niet afgeleid van de dog-cake ‘Flora’, die er recht tegenover stond (na 1911 de E.M.F.), maar omdat men zich daar graag van jonge hondjes ontdeed. Zie ook: Paardekerkhof
Hondenkerkhof, Hondekerkhof, zie: Hondehemel
hondenkreng, hontenkreng, zeer vervelend persoon; hij is toch zo'n hontenkreng! Is afkomstig van: ’n hond van ’n mens
honderd-en-een, honderd-en-één, paardetram zonder passagiers (beeldend: 1-0-1: 1 koetsier, 0 passagiers en 1 conducteur achterop)
hoofd over bol, hôôd over bol, hôôf over bol, hals over kop
hoog, hôôg, ’t zit wel hôôg bij jullie!, nou, nou, jullie hebben ’t blijkbaar nogal breed!
hoogje, hôôgjies, koekjes, gebakken door bakker Hoog op het Steegoversloot . Hij bakte ook ‘duimpies’
hooipak, hooipakkie, pyjama
hooploper, hôôplopers, avontuurlijk ingestelde jongelui. Ze scholen vaak samen en worden ook wel halfwassen brazems genoemd
hor, harrechie, horrechie, hor; op ’n harrechie, op ’n horrechie, op ’n kiertje; bijna
horloge, horreloosjie, ’t is nogal ’n eike horreloosjie ok!, ’t is niet veel bijzonders
horrelpoot, horlepôte, horlewietpôte, misvormde benen
hotel, hotel Nassauweg, het hoofdbureau van politie (je kunt er ‘logeren’!)
hotteren, huttere, wiebelen
houdenis, houwenis, ten houwenis komme, op zijn bestemming komen
huilen, huile, huile mè de klep dich, huile mè de lamp an, huilen met de pet op
huisbakker, huisbakker, een half bruin brood
huisje-ruim-op, huisjie-ruimt-op, huisterremop, het van deur aan deur bezorgen van folders
hurry-up, horrie-op, vlug; gehaast; schiet ’s op! (Engels: hurry-up!)
ijstoot, ijstoot, ijsje; hoorntje met ijs
ijsvrijer, ijsvrijer, ’n ijsvrijer smelt, de vriendschap met een schaatsvriendje raakt snel uit
Indische buurt, Indische buurt, Dordtse wijk, ten oosten van de Krommedijk (vanaf 1910)
inpingelen, inpingele, het intrappen van een ruit met een bal
Jaap, Japie van alle weke, vroeger kwam op gezette tijden een handelaar langs de huizen met paard en wagen, later met een kar. De kar was volgeladen met serviesgoed. De verkoper riep dan: Hier is Japie van alle weke, la de kindere de boel maar breke!
jakkeren, jakkere, druk spelen; niet van elkaar af kunnen blijven (op speelse wijze). (in ’t Nederlands: zich haasten)
Jan de Witt, Jan de Witt, jongens van Jan de Witt, bijnaam van de ‘oprechte en flinke Hollandse man’. Genoemd naar de in Dordrecht geboren Mr. Johan de Witt (1625), Pensionaris van de stad van 1650 tot 1653, Raadspensionaris van Holland van 1653 tot 1672. Hij werd terechtgesteld samen met zijn broer Cornelis in ’s-Gravenhage in 1672. Zie ook: Spookgang; over de Visbrug
Jan Pik, Jan-Pik, ook wel genoemd Josje-Pik. Om kinderen niet vlak langs het water van bijvoorbeeld havens te laten lopen, werd als bangmakerij verteld dat er in het water een reusachtig persoon leefde met lange armen, Jan-Pik genaamd, die ongehoorzame kinderen met zijn lange armen het water insleurde
janjurk, Jan-Jurk, sloompie; langzaam persoon
jodenlak, jodelak, spuug
Jodenstraat, Jodestraat, zie: Marrebonstraat
jongen, jôh, jongens; mensen (in negatieve zin); die jôh van hienaas zijn wir ’s bezug gewees!
jonker, kind van jonker Stoop, wâ denk je wel, dâ je ’t kind van jonker Stoop ben?! [jonkheer Stoop bewoonde een villa aan de Albert Cuypsingel] Uitdrukking, te vergelijken met: wij hebben ’t geld niet op onze rug groeien!
jonkie, jonchie, jongetje
joodje, joodjie, glazen klepper (tol), die ietwat afgesneden was
Joppentoren, Joppentoren, verdedigingstoren, gebouwd op de doorgang van de Kuipershaven naar het Groothoofd en waakte over de in 1609 gegraven Wolwevershaven (zie ook: Groothoofdspoort; Scheyersdycksie). Het was oorspronkelijk een toltoren, genoemd naar Adriaan Joppen van Teresteyn, een 16e eeuws burgemeester. In 1834 was de toren nog verbouwd tot woonhuis en stond lange tijd tussen de huizen van de Palingstraat en het water, zodat het Groothoofd alleen via de Groothoofdspoort kon worden bereikt. Om een betere toegang te krijgen moest óf de poort óf de toren worden gesloopt. Men koos in 1851 voor de laatste
Jubal, Jubal, op 11 april 1911 opgericht als Dordts Christelijk Tamboer- en Pijperkorps; tegenwoordig is het nationaal en internationaal een befaamde showband. Jubal heeft eind jaren zestig als eerste showband in Europa het fenomeen drumcorps geïntroduceerd. Het Drum & Bugle Corps is in 1988 Europees kampioen geworden; in zijn bestaan werd Jubal twee maal Nederlands kampioen en Jong-Jubal drie keer de beste van Nederland. N.B.: de naam Jubal is volgens de benaming uit de Bijbel de eerste mens die een muziekinstrument bespeelde
kaarsjes springen, kaarsjiesspringe, zeer oud Dordts gebruik; reeds in de 15e eeuw werd dit spel uitgevoerd. De jeugd koos op Driekoningendag of Dertiendag [op de maandag na Driekoningen, ook wel Flora-maandag of Verloren Maandag genoemd, eindigde de schoolvakantie ] (13 dagen na Kerstavond) een ‘vroede’ Koning door op of bij het kerkhof kaarsjes te branden, er overheen te springen en erbij te bidden, uit vreugde dat de dagen weer lengden. Ook werd er gedanst met zwaarden. Niet alleen de jeugd voerde dergelijke lugubere taferelen op. Er is een brief bekend uit 1518, geschreven door Erasmus van Rotterdam aan de bisschop, waarin hij melding maakte van een Dordts priester, die in ’t geheim krabbetjes op het kerkhof neerzette, die aan één zijde van hun lichaam waren vastplakt met brandende waskaarsjes. De krabben kropen dan tussen de graven door. Niemand durfde nog op het kerkhof te komen bij het aanschouwen van dit spookachtig tafereel. De priester hield zondags de beminde gelovigen voor, dat de krabben de ronddolende zielen waren van overledenen, die hiermee de kerkgangers aangaven van hun pijnen te zullen worden verlost als ze veel misintenties en collectes aan de kerk zouden geven. Al met al een sluwe streek van de priester. Het bedrog kwam uit toen enkele krabben, met de kaarsjes aan hun lijf gebonden, werden ontdekt in de tuin van de pastorie. De priester had verzuimd ze weg te nemen
kaasje, kaasjie, da’s kaasjie!, dat is goed!
kaatjesclub, Kaatjiesclup, vare mè de Kaatjiesclup, het huren van een schuitje bij wijlen Katharina Mijnders-van Efferen aan de Nieuwe Haven bij de Lange IJzeren Brug. Later werd het verhuurbedrijfje verplaatst naar het Maartensgat (zie: Roodermondshaven)
kabinet, kammenet, kast; kabinet
kade, kaaitjie, ’n kaaitjie pikke, aan de Merwekaai gaan zitten; langs de Merwekaai wandelen
kakderrie, kakkederrie, akkederrie, akkebah, poep
kakhiel, kakhiele, ’k zal je ’ns op je kakhiele trappe! uitdrukking, gebruikt wanneer iemand achterna gezeten wordt. Oorspronkelijk zijn kakhielen te ver achteruit staande hielen bij het rund, waarop de poep terecht komt
kakken, kakke, ’t is kakke zonder douwe! het gaat wat al te gemakkelijk
kakken hebben, kakke hebbe, ’n grote mond hebben; spattjies hebbe. “doe toch gewôôn en hep ma nie zo’n kakke!” betekent: ‘doe maar niet zo verwaand!’
kalandermolen, Klandermuelen, ’t lijkent ’r wel één uit de Klandermuelen, kom je uit de Klandermuelen? uitdrukking, bedoeld voor een persoon, die in niet al te beste omstandigheden verkeert. Deze mensen woonden in een gebouw in de Heer Matthijs- of Kolfstraat op de hoek van de ’s-Heerengracht (later Lindengracht geheten, de huidige Museumstraat). De Klandermuelen: In Dordrecht ontwikkelde zich rond 1600 de lakenweverij. In een klander- of kalandermolen werd leer, papier of laken gladgemangeld en geglansd met behulp van hete persen. Vanaf 1622 werden deze bewerkingen verricht in het bovengenoemde pand aan de Kolfstraat, waar in 1646 de molen werd gebouwd. Na 1695 verdween het bedrijf en diende het gebouw daarna als woning van soms wel meer dan zestig mensen (19e eeuw), die vaak in erbarmelijke omstandigheden verkeerden
kalkbrok, kalkebrok, vierkanten kaneelbrok met kleurtjes
kalkpeuter, kalkepeuter, knikker van kalk
kalkpoeper, kalkepoeper, kleine, witte knikker; doorgaans van slechte kwaliteit en zonder enige versiering
kalkschijter, kalkeschijter, kleine, witte knikker; doorgaans van slechte kwaliteit en zonder enige versiering
kameeltje, kameeltie, klein, erg krom lopend vrouwtje
kapoeres, kapoeriat, kapoeriats, kapot; kapoerewiet
karbonade, kerremenade, karbonade
Karremansweide, Karremansweide, oude benaming van het huidige Oranjepark. Daar werd vroeger veel puin en ander afval gestort. De vuilophalers reden op ‘stadsmissie-karren’, getrokken door paarden. Zie ook: Missie-pórechie
kasuaris, kasuaris, bazige vrouw (Nederlands: struisvogelachtige loopvogel)
Kattengang, Kattegang, grachtje. Zie: Steek-over
kedin, kedin, hou je kedin! hou je gedeisd!; hou je wat in!
keet, kiet, huis; de kiet is hémaal afgebrand!
keet, keut make, lol maken
Kerkbrug, Kerkebrug, andere benaming van de Leuvebrug. De melkschuiten legden er aan. Zie ook: Latkensstraat
kerkput, kerrekepitjie, graf; kerkhof. (afkomstig van kerkeputje)
kermis, kerremis, van een kouwe kerremis thuiskomme, deze uitdrukking komt waarschijnlijk uit Dordrecht. De kouwe kerremis was de Bamismart, die tien dagen na Sint-Bavo (1 oktober) begon en veertien dagen duurde
kerstwegge, korswig, soort ruitvormig kerstbroodje met krenten (Nederlands: kerstwegge)
kiebeluttig, kiebeluttig, kinderachtig
kiestafel, kiestafeltie, snoeptafeltje. Dit was een houten opstand met drie of meer trapsgewijs oplopende plankjes, waarop allerlei lekkers werd gezet. In de winkel werd er snoep op uitgestald (je mocht uitkiezen!) en thuis werden er met Sint-Nicolaas geschenken opgelegd. Een broek met een ‘kiestafeltie’ is een broek met een klep in plaats van een gulp
Kieteltuin, Kieteltuin, bijnaam van de tuin naast de theekoepel aan de Nieuweweg (nu zijingang van de Algemene Begraafplaats). De plek was zeer in trek bij verliefde stelletjes
kijk-over-de-heining, kijk-over-den-heining, meel, met water stijf gekookt. (zie ook: dood over de onderdeur; glip in, glis in; meeldenbrij)
kijkkast, kerrekiekas, toverlantaarn (‘rare kiekkast’); poppenkast
kijkuit, kijkuit, kijk uit voor de kijkuit! pas maar op!; je mag wel uitkijken! (een kijkuit was de benaming van een persoon, die ergens toezicht hield)
kikkebal, kikkebal, kleine kaatsbal
kikker, kikker, speelgoed, bestaande uit een rond houtje met twee punten, dat door een tik met een slaghoutje tegen één van de punten omhoog werd geslagen; la mij nou ’s effe kikkere
kikkerbek, kikkerbekkie, kinderspelletje. Het was een van papier gevouwen instrumentje, waarmee je, na een paar draaibewegingen, kon laten kiezen uit acht verschillende kleuren. Van de gewenste kleur werd dan verteld welke karaktertrek onder de flap te lezen viel
kikkerschool, kikkerschooltie, school met drukke kinderen; ’k doe m’n bloedjies nie op dâ verrotte kikkerschooltie!
kind, kind in de wieg, ’t, zie: Beatrix
kinderlade, kinderlaai, opbergruimte. In het woongedeelte van oude Dordtse huizen, het enige deel van het huis dat kon worden verwarmd en dat daardoor ook als slaap- en eetkamer werd gebruikt, stonden langs de wanden bedsteden met daaronder vaak een ‘kinderlade’ of opbergruimte. Voor het kleine kind zelf was in de bedstede van de ouders meestal een kribbe getimmerd
kindje, kinnechie, is ’t nie goed voor ’t kinnechie, dan is ’t wel goed voor ’t minnechie, is iets niet goed voor de één, dan is ’t dat wel voor de ander (kinnechie is kindje; minnechie is voedster, baker)
kip, ik heb je, kip-kap-kebbie, boter, kaas en eieren (kinderspelletje) (afkomstig van: kip, ik hap, ik heb je)
Kippenbrug, Kippebruggetje, ijzeren draaibruggetje voor het voetgangersverkeer, als verbinding tussen het Groothoofd en de Merwekade (aangelegd in 1863; in 1927 afgebroken, omdat het liefst 1,40 meter lager lag dan de Boombrug)
kips, kieps, bijziend; kippig; z’is kieps
kist, kissjie mè geeuwhonger, kistje met garen en band. De marskramer die ermee liep leidde een armoedig bestaan
Klaas Klinker, Klaas Klinkert, Klaasklinker, benaming van een manwijf of bazige vrouw (afgeleid van Klazina Klinker, een voormalig feministe)
klap, klap, ’n klap op je Gerretjie, ’n klap op je gezicht
klapscheet, klipscheet, ieder ogenblik; telkens; om de haverklap; bij iedere klipscheet komp-tie wâ vrage
klauwtje, klauwchie, jij ken je klauwchie!, ‘jij hebt het door!’ (bij knikkeren). Het reglement luidde dat, wanneer de afstand tussen twee knikkers niet groter was dan de spanwijdte van ’n hand, dezelfde regel gold voor het geval ze elkaar wél zouden raken; klauwchie legge/draaie, slinkse, ongeoorloofde bewegingen maken met de werphand bij het afschieten van een knikker. Door klauwchie te legge kwam je dichter bij je doel (’n putje of streep) of je maakte zo meer kans een andere knikker te raken; klauwchie raaie, handje raden (met centen of lucifers)
kledder, kledderum, doornat; kleddernat
klein, kleinder, kleiner
Klein-Zwitserland, Klein-Zwitserland, benaming van de Dordtse buitendijken: Oudendijk, Schenkeldijk, Noordendijk en Zeedijk (huidige Wieldrechtsche Zeedijk). Het landschap in de buurt van die vrij hoge dijken zag er glooiend en daardoor nogal heuvelachtig uit
kleine markt, kleine mart, verkoopplaats van de in de omgeving van Dordrecht gevangen riviervis, zoals zalm, elft en steur. In vroeger tijden waren in onze stad twee van dergelijke markten
klepper, glaze klepper, kleine, platte drijftol die in de hoogte sprong bij ’n zweepslag; ook: puntige, houten tol met ’n metalen punt
klets, klejsjie, kleine hoeveelheid; dun laagje; geef m’s ’n klejsjie pospepier
klitten, klitte, nou, de klitte hor! tot ziens!
klompenbon, klompebon, bonnetje, dat op sommige scholen werd gegeven aan kinderen, die totaal versleten klompen droegen
klompenschool, klompeschooltie, school voor kinderen van minder draagkrachtige ouders
Kloveniersdoelen, Kloveniersdoelen, Sint-Sebastiaansdoelen, dit voor Dordrecht belangrijke (inmiddels gesloopte) gebouw bevond zich aan het Steegoversloot van 1541 tot 1857. Het is één van de drie voormalige Dordtse schuttersdoelen, naast de Voetboogsdoelen en de Heelhaaksdoelen . De Sebastiaansschutterij zelf dateert al van 1433. Op 25 juni 1572 al werd er onder een lindeboom aan het Stek gepredikt en gedoopt (onder wie vier kinderen van burgemeester Cornelis van Beveren) door een groepje calvinisten, leden van de nieuwe Hervormde Kerk. De Dordtsche Synode van 1618-1619 werd in de bovenzaal van het gebouw gehouden. De Zuid-Hollandsche Synode vond er regelmatig plaats, tot het jaar 1731. Daarna verplaatste men deze naar het koorgedeelte van de Grootekerk. Naast de deur van de bovenzaal ging men naar het torentje van het gebouw, de Draaiom genaamd, omdat de tafel en de banken daarin rondgedraaid konden worden. Later werd de bovenzaal gebruikt voor toneel- en andere voorstellingen. Het schiethuis had ook een torentje, dat bij de sloop middels verkoop werd aangebouwd aan de hofstede Crabbehoff (zie Crabbehof). In 1857 werd op de plaats van de Kloveniersdoelen, dat tot dan toe nog als veilinggebouw dienst deed, het Huis van Bewaring gebouwd, waarvan de ingang zich in de Doelstraat bevond (zie: in de Doelstraat logeren). De gevangenis werd gesloopt in 1980
kluitenboer spelen, kluiteboer spele, overloopspel met opgestapelde stenen. De tikker staat bij een kluit (twee in T-vorm opgestapelde stenen). De overlopers moeten met halve stenen proberen de kluit om te gooien. Als de kluit overeind blijft staan, kan de kluiteboer je aftikken. Wordt de kluit omgegooid, dan moet de boer hem eerst weer opzetten, voordat hij gaat vangen (aftikken). Wie gevangen wordt, moet boer zijn en dan is de vorige vrij om te lopen. Het spel wordt ook wel gespeeld met een kleine werpbal, waarmee je de bal op een houten sokkel moet afgooien
Kluizenaarspad, Kluizenaarspad, zie: ’t Paadje van de Heer
knetterlak, knetterlak, papieren strook met klappertjes
knijzen, knijze, knijnze, jennen of ‘opnaaien’: iemand opzettelijk afleiden tijdens een spel door aanmerkingen te maken, in de hoop dat de tegenstander daarmee uit ‘het veld wordt geslagen’ (bijvoorbeeld bij knikkeren of kaarten). Cees Buddingh’ omschrijft de term in ‘Dordtse Snippers’ (1960): Het op - magische - wijze trachten zijn tegenstander uit evenwicht te brengen door uitdrukking te geven aan de zekerheid - al wordt die soms ogenschijnlijk slechts als mogelijkheid geformuleerd - dat zijn volgende worp, stoot, etc. zal mislukken. Wanneer twee mannen staan te biljarten en de één merkt op, terwijl de andere zijn keu naar achteren brengt: ‘Hij kan d’r nog percies achterlangs’, dan knijst hij. Zelfs wanneer een Russisch leider zegt dat Amerika een mooie kans maakt de bewapeningswedloop te verliezen, knijst hij eveneens (...) Knijze mag! of knijze mag nie! werd vaak vóór aanvang van het spel door de deelnemers afgesproken. Tegenwoordig gebruikt de jeugd het woord bliepe in plaats van knijze. Bliep! wordt er geroepen bij het knikkeren om te pesten. En vooraf: Je mag nie bliepe!
Knoll, Knoll, de, bij de Knoll zitte, in verzekerde bewaring zitten op het Stadhuis. Dit werd voornamelijk gezegd van schutters, die de hen opgelegde boete niet op tijd betaald hadden. De bewaarder heette De Knoll
knooien, knooie, gezellig praten of keuvelen; kroelen; ook: iets doen in het donker; rommelen; duistere zaakjes uitvoeren; wâ zit jij daar nou te knooie? zie ook: snubbeke
knoop, knup, knoop
knoop, knope, politie-agent
knoopje, knopie, klein kind
knopen, knuppe, (vast)knopen
knorren, knorre, winden laten
knots, knossjies, borsten
knurft, knurfie, knurft, vrijer; ventje
Koeiendijk, Koeiendijk, bijnaam van de Krommedijk ten zuiden van de overweg (de ‘tweede lijn’; zie: Land van Valk; de Lijn), tot de tijd dat er bebouwing aan de dijk plaatsvond
koeienstront, koeiestront, spinazie
Koffiefilter, Koffiefilter, de, bijnaam in de Dordtse volksmond voor het huidige nieuwe brugwachtershuisje op de Zwijndrechtse brug. De driehoekige vorm met de punt naar beneden lijkt op die van een koffiefilter
kogel, kogels, stalen knikkers. Het waren massief ijzeren ballen, die in gewicht varieerden van ongeveer 20 gram tot één kilo en geplaatst werden in de schotten van schepen om ze in evenwicht te houden of meer diepgang te geven. Eenmaal verroest werden de scheepskogels soms te koop aangeboden
kol, kol, kollechie, pit, pitje (in ’n appel)
kolkman, kolkmannetjies, goed zittende vilten pantoffels, gemaakt door schoenmaker Willem Kolkman aan de Bleyenhoek
komen, komen, kom er maar ’ns om! een afspraak niet nakomen
komende week, kommende week, volgende week
komijnekaas, komijnekaas, hij denk dâ de luch van komijnekaas is! hij denkt dat alles zo gemakkelijk gaat
Koninklijke Halfjesfabriek, Koninklijke Halfjiesfebriek, de, de in 1843 opgerichte ijzergieterij Penn & Bauduin (de ‘Penn’). De werknemers werden er slecht betaald in het verleden
Koninklijke Roei- en Zeil, Koninklijke Roei en Zeil, de op 6 oktober 1851 opgerichte Dordrechtsche Roei- en Zeilvereeniging, gevestigd aan de Knolhaven. De Roei en Zeil verkreeg in 1925 het predikaat Koninklijk
kont, kont, ’t is één moers kont, het is hetzelfde; het komt op hetzelfde neer
kop en kont, kop en kont, klein, erg krom lopend vrouwtje
Kop en Staart, tusse de Kop en de Staart, het Eiland van Dordrecht . Kop is de Kop van ’t Land, een buurtschap ten oosten van Dubbeldam, gelegen langs de Nieuwe Merwede aan de monding van het Wantij. Het veer op Werkendam ging in 1921 van start [zie: de Staart]
koperen ding, kopere ding, stoombrandspuit
koperen Piet, kopere Piet, koetsier op de sleperswagen van brouwerij De Sleutel. De sleperswagen (slejenaarswage) werd getrokken door ’n span paarden. Het paardetuig was met koper beslagen
kopjeduikelen, koppeltie duikele, koppetje rollen (bijvoorbeeld op de lange mat)
korenbeurs, koorenbeurs, zie: pondgaarder; Dordtsche last
Koreneind, Koreneind, ’t, de buurt rond de Mazelaarsbrug (zie: mazelaar)
korte kous, korte kous, mug
kortjes lopen, korties lôpe, dribbelen; met snelle pasjes lopen
kous, kous, werk ’s door, ’n uur is geen kous, want die rek nie! bepaalde uitdrukking, te vergelijken met: ‘ik heb geen uren de tijd’
kraai, kraai, politie-agent
kraaksteen, krakesteen, kersepit
kraampjes lopen, krampies lôpe, spijbelen. Er zijn voor de term twee verklaringen: - een kramp was een straatslijper (men liep met de kramp mee); - achter de kraampies lope (van de Dordtse weekmarkt)
kraamvrouwenvet, kraamvrouwevet, speeksel
Krabbe, Krabbe, Crabbe, naam van ‘ene Heerlyckheit in den Dordrechtschen Waert’. In 1795 werd het een zelfstandige gemeente tot de annexatie ervan door Dubbeldam in 1856. Nu vormt de Krabbe de verbinding tussen Dordtse Kil en Oude Maas Afgeleide namen: Crabbehof, Krabbegors, Krabbejanus, Krabbepolder. Zie ook: Louterbloemen
krakebeen, krakebene, ’t is ’n optocht van krakebene, ’t is niet veel zaaks (krakebene zijn moeilijk lopende oude mensen)
krakeling, Dordtse krakelinge, koekjes
krakepit, krakepit, kersepit
krakepitten, krakepitte, dâ kamme nie krakkepitte, dat kan me niets schelen
kramaksel, kramiksel, hut; oud, vervallen huisje
krentenschijter, krenteschijterd, schijtluis; hobbezak
kreunkast, kreunkast, orgel
kringetjes spuwen, kringetjies spoewe, het regelmatig spuwen van pruimtabak in het water van de haven. Dit wordt veelal gedaan door oudere heren, die met elkaar staan te praten. Ook: niets doen; luilakken
Krispijn, Krispijn, Oud-Krispijn, Nieuw-Krispijn, Dordtse wijk. Chrispijn was aanvankelijk de naam van een op Dubbeldamse grond gelegen boerderij (annex herberg), en een zomerverblijf van de Heer Chrispijn van Oudgaerden. In 1774 is Pictura er opgericht. De Krispijnse Driehoek is de naam van de de buurt gelegen tussen Krispijnseweg, Brouwersdijk en Bosboom Toussaintstraat. Zie ook: Babywinkel
krom, krom haar, krullen hebben
Kromhout, Kromhout, straatnaam, afkomstig uit de scheepsbouw. Spanten maakten het scheepskarkas compleet. Loodrecht op de spanten werden planken getimmerd, die in een speciale molen werden kromgezaagd of boven het vuur werden gebogen. Aan het Kromhout stond onder meer de houtzaagmolen ‘de Zwarte Arend’, die gespecialiseerd was in het zagen van knieën en spanten uit kromme bomen, die met enorme vlotten vanuit het Zwarte Woud over de Rijn naar Dordrecht werden vervoerd
Kromme Elleboogstraat, Crommenellebooghstraat, zie: Kromme Jen. Kromme Elleboog, Kromme Jen of Manhuisstraat. Deze niet meer bestaande, maar nog veelbesproken straat werd reeds in 1434 zo genoemd. Het ‘Veld van de Oude Mannen’ was er te vinden, naast de oorspronkelijk schaarse bebouwing. In de middeleeuwen was het de gewoonte om een straat, die niet rechtdoor liep, maar een hoek had als een gebogen arm, elleboogstraat te noemen. De Kromme Elleboog begon bij de Vriesestraat en eindigde bij de Stoofstraat. Naderhand noemde men ’t eerste stuk de Dwarsgang of Dwarsstraat en nog veel later Blindenliedengasthuissteeg (zie ook: Duivelaarsgat). Omdat de Kromme Elleboog in de volksmond reeds lang een slechte naam had, verzochten in 1909 de bewoners de gemeenteraad om de straatnaam te wijzigen, doch dit werd afgewezen. In 1945 is er nog een beweging geweest de naam veranderd te krijgen in President Rooseveltstraat, hetgeen ook mislukte
Kromme Jen, Kromme Jen, uit de Kromme Jen komme, van minder sociaal gehalte zijn. Kromme Jen is de bijnaam van de Kromme Elleboog (zie ook: Crommenellebooghstraat); jij komp zeker uit de Kromme Jen?!
kromme zeven, kromme zeven, de kromme zeven rechtuit, uitdrukking om aan te geven dat iets lopend of met de fiets niet gemakkelijk te vinden is; men kan daarom beter een omweg nemen
Krooswijk, Krooswijk, zie: Beeldjeshaven
kroot, kroot, da ga je krôôt van uit! daar word ik niet goed van!
kruidenbitter, Dordtsche kruidenbitter, bepaalde sterke drank naar origineel Dordts recept
kruim, kruum, kruim; kruimels
kuieren, kuiere, laat hem maar kuiere! laat hem maar schuiven!
kwartier, Dordts kwartiertie, het ongeveer een kwartier uitstellen van het begin van een bijeenkomst of vergadering, onder het genot van het gezamenlijk drinken van een kopje koffie en het houden van een praatje. ’n Dordts kwartiertie is om ’s effe lekker mè mekaar te takkebosse (zie takkebosse)
kwat, kwajjer, spuug, rochel, dien pruimerd heit wir ’s nun kwajjer in de sloei gespoge!
kwatten, kwajjere, spugen, rochelen
kwieniebarrel, kwieniebarrels, zweetvoeten
kwijlen, kwijle, iemand zieken, dwarsbomen; kenne we ’m nie ’s effe goed kwijle?!
Kyck over den Dyck, Kijck-over-den-Dijck, nog bestaande korenmolen aan de Noordendijk, in de volksmond ook wel Kiek-over-den-Diek genoemd. Laatste van de ± 50 molens die in Dordrecht stonden. Deze molen werd reeds vermeld in 1627; hij werd herbouwd in 1713. De benaming is afkomstig van de aan de gevel geplaatste steen. Om ‘over den dijck’ te kunnen kijken, zou de molen echter niet op, doch onderaan de dijk behoren te staan
La Venezia, Laaf, La Venezia (ijssalon)
Laan, Laan, de, het gebied rond de Zeehavenlaan. Zie: Wielwijk
Laan van dominee Breur, Laan van dominee Breur, andere benaming van de Hallincqlaan, genoemd naar burgemeester Halling
Laan van Klootwijk, laantjie van Klootwijk, andere naam van het Laantje van Middenhoeve (verbindingsweggetje tussen de Ouden- en Zuidendijk; geliefd bij fietsers) en genoemd naar boer Klootwijk, eigenaar van de Middenhoeve
Laan van Toon, laantjie van Toone, bijnaam van een laantje, dat van de Oudendijk naar de Zuidendijk voerde; het tegenwoordige Deimospad en Steve Biko-pad naast het winkelcentrum Sterrenburg. Het is genoemd naar Toon in ’t Veld van boerderij Zuidwijk (tot 1965); het woonhuis ervan staat op de hoek Planetenlaan/Venuslaan
Laan van Zuidwijk, laantjie van Zuidwijk, bijnaam van een laantje, dat van de Oudendijk naar de Zuidendijk voerde; het tegenwoordige Deimospad en Steve Biko-pad naast het winkelcentrum Sterrenburg. Het is genoemd naar Toon in ’t Veld van boerderij Zuidwijk (tot 1965); het woonhuis ervan staat op de hoek Planetenlaan/Venuslaan
laatste man, laatste man, de laatste man geef de zak op, eind goed, al goed (zakkendragersterm?)
labberdepoepie, labberdepoepie, narigheid
lade, laai, lade. Zie: kinderlaai
Lakenhal, Lakenhal, zie: Vlaamsche Hal
Lammetjesgang, Lammetjiesgang, zo heette ’t Achterom voorheen
lamp, lampie, da ga je lampie van uit, hé! daar sta je van te kijken!
lampenglas, lampeglaasjie, teer gebouwd persoon
Land van Valk, Land van Valk, Dordtse wijk, gelegen tussen de Crayensteynstraat en Korte Scheidingsweg. Het gebied is genoemd naar de tuindersfamilie Valk, die een groot deel van het huidige gebied in handen had en het in 1930 voor bijna ¦ 125.000,- verkocht aan de gemeente. Boer Valk vertrok daarop naar Dubbeldam en vestigde zich in boerderij Valkhof aan de Oudendijk (nu in bezit van stichting De Hoop als therapieboerderij ‘het Anker’)
landgappertje, landgappertie, landschappertie, landhappertie, landverovertje (spel). Om beurten wordt een mes in de grond of in het natte zand geworpen. Door in de richting van de messnede rechte lijnen te trekken, worden stukken grond verdeeld
Landswerf, achter ’s Lands-werf, een deel van de huidige Spuiboulevard (tussen Johan de Wittstraat en Spuibrug) werd al in de 17e eeuw ingenomen door de rijkstimmerwerven, terwijl aan de overkant, door straten gescheiden, een groot weiland (vroeger bleekveld) tot aan de Zandweg (huidige Singel) zich uitstrekte, dat de naam Schutterswei droeg. Reeds in 1783 hield de Patriottistische Schutterij er haar wapenoefeningen en werd gebruik gemaakt van de in 1640 gebouwde tuighuizen op het exercitieveld - ook wel Drilweide genoemd. Dit rijksmagazijn, later de ‘lange loods’, heeft tot 1969 dienst gedaan. Tijdens de Franse overheersing werden op de weide, Marsveld geheten (vergelijk het Franse ‘Champs de Mars’), volksspelen en kermissen gehouden (tot 1815). In 1872 bouwde men er de Schouwburg - de houten tent - in 1877 werd het Gemeentelijk Ziekenhuis aan het Beverwijcksplein in gebruik genomen (ook wel ’t Gemeente genoemd en tot 1920 aldaar gevestigd) en in 1880 het Gymnasium. Alle genoemde gebouwen zijn inmiddels gesloopt en hebben plaats gemaakt voor nieuwbouw.
Langehoutenbrug, Langehoutebrug, benaming van de huidige Lange IJzeren brug. Deze werd aangelegd in 1590 en in 1855 afgebroken
lappertjesdag, lappertiesdag, een dag om ’t eens rustig aan te doen (veelal de maandag). De huisvrouw kookt die dag niet en de restjes van de zondag worden opgegeten. Het gebruik is verwant aan de Blauwe Maandag en Flora maandag. Herkomst: De schoenmakers (lappers) gingen op de maandag hun leervoorraad halen op de leerlooierij en maakten er meteen een uitgaansdag van. De werklust zat er na de vrije zondag nog niet erg in en er werd, al of niet voorzien van een lekkernij, zeer langzaam en met veel onderbrekingen gewerkt. Op die dag werd er tijdens het werk ‘gelapt’ om drank te kopen voor een gezamenlijke borrel na afloop. Later werd de naam ook gebruikt in de bouw en in de scheepvaart. kommende week hewwe wir lappertiesdag, hé?!
Lastige Eend, Int lastigh ent, oorspronkelijke benaming van de Lastige Eendstraat. De gevel van nummer 6 droeg vanaf 1640 een afbeelding van een eend met een grote steen op zijn staart. In de 17e eeuw betekende ‘ent’ zowel eend als einde. Het ent draagt de last werd gezegd en dit bracht men in beeld door een ent (eend) op zijn ent (einde) met een steen te bezwaren (‘lastig’ betekent lastdragend). Op de tegel wordt de eend bestuurd door een struisvogel. Het straatje dateert uit 1616 als een verbinding met de nieuwe Lindengracht, die men daarvóór via een bruggetje kon oversteken. Om die reden werd het nog tot 1640 Brughstraetgen genoemd
Lastige Eendstraat, Lastige Eendstraat, zie: Int lastigh ent
Latijnse School, Latijnsche School, oudste zelfstandige school van Nederland. In 1253 staat er in ’t Kerckstraetgen aan de noorzijde van het ‘Kerckhof bij den Grootekercke’ een school, de zogeheten Schola Magna of School ter Grooter Kercke. Het was een clercken-school (opleiding tot ‘clerck’ of geleerde), ook wel Groote School, naderhand Kapittelschool genoemd, waar aan de ‘boefkens’of ‘knechtkens’een zekere theologisch algemene ontwikkeling werd gegeven. Het waren de koorknapen van de Grotekerk en tijdens de mis zaten ze op hun eigen koorbanken. Op de avond vóór 13 december, het feest van de lichtheilige Sint-Lucia, trokken de leerlingen in processie door de stad. In 1574 werd de school door de Hervormde Kerkeraad radicaal gereformeerd, om in 1578 als Latijnsche School te worden heropend in het ‘Grauw-Susterenklooster’ (nonnen van Sint-Clara) op de hoek Nieuwstraat/Lindengracht. De geleerde Vossius [Gerrit J. Vos (1577-1649), onder meer schrijver van ‘Latijnse Grammatica’ (1625), een leerboek dat tot in de 19e eeuw op alle scholen zou worden gebruikt. Leerlingen van het Johan de Witt Gymnasium noemen zich nog steeds Vosjes] is er leerling en van 1604 tot 1615 rector geweest en ook Johan de Witt heeft de school bezocht. In het midden van de 17e eeuw werd de school verheven tot Illustere School; in 1795 werd het weer Latijnsche School. In 1853, na de Franse overheersing, ging de school over in Gymnasium. In 1865 verliet men het pand aan de Nieuwstraat om plaats te maken voor de Hoogere Burgerschool, die er tot 1909 zat (in dat jaar ging de H.B.S. naar het Oranjepark). Het Gymnasium nam zijn intrek in het (onlangs gesloopte) gebouw aan de Cornelis de Wittstraat (achter ’s Lands-werf). Tegenwoordig is het Johan de Witt Gymnasium gevestigd in nieuwbouw aan de Baden Powelllaan
Leeuwenkuil, Leeuwenkuil, zie: bove brenge
Legodorp, Legodorp, Deel van de Dordtse wijk Sterrenburg, zo genoemd omdat de witte, vierkanten huizen in korte tijd met geprefabriceerde onderdelen zijn opgebouwd
leijonker, lei-jonker, vriend, vriendin. Oorspronkelijk was het de benaming van jonge mensen, die bruiden of rijke lieden begeleidden (vergelijk huidige bruidsjonkers); d’r stonge wir ’n stelletjie lei-jonkers vor de deur!
leugen, leuge, jij ben ok nie van den eerste leuge gebarste! je liegt nogal wat af!
Leugenaar, Leugenaartie, ’t, zie:’t Boezeroentjie
Leuvebrug, Loegenbrug, Logenbrug, andere benaming van de Leuvebrug. De melkschuiten legden er aan. Zie ook: Latkensstraat
Leviticus, leviticus, algemene naam voor opkoper, uitdrager. Oorspronkelijk was Leviticus een Dordtse handelaar in oud-ijzer; ’t lijkent hier wel Leviticus werd gezegd als het ergens een zootje was
licht, luch, ’t is maar luch en duch, ’t is niet veel zaaks. Letterlijk: het is licht en donker tegelijk
liegbast, liegbast, liegbas, liegbeest; leugenaar (bast is lichaam)
liegen, liege, ik hiet ’t liege, ik heet ’t liege, ik lieg dan maar; ik lieg er dan maar om (leugentje van bestwil)
lijken, lijke, ’t lijkent wel, ’t lijkt wel
lijn, Lijn, de, spoorwegovergang; overweg. ‘De tweede lijn was dich’ betekent dat de overweg op de Krommedijk gesloten was; hetgeen graag door de schoolgaande jeugd als smoesje werd gebruikt voor het te laat komen. De ‘eerste lijn’ was de overgang op de Dubbeldamseweg bij het voormalige Paviljoen, die lange wachttijden kende. Zie ook: ’t tunneltie
Lijsje Lonke, lijs-lonker, dom, sloom persoon. Lijsjie Lonke is de benaming van een leuk kind; zie het gedicht van Lijsje Lonke in A.B.C.-versjes en gedichten
lilliputter, leliepeuter, pielepeuter, lulliepeuter, lulliepieter, benamingen van ’n klein persoon of lilliputter;
Lindengracht, Lindengracht, benaming van de huidige Museumstraat sinds 1610. De gracht erlangs werd gedempt in 1883
Lindenstraat, Lindestraete, Nieuwe Lindenstraat, zie: Lindengracht
loden, looje, met looje bene, met lood in de schoenen
loerijzer, loerijzer, bril
Lollaartstraat, Lollaertstraetgen, zie: Swindrechtstraetgen
lollepoppen, lollepoppe, ginnegappen
Loodsstraat, Latkensstraat, Lotkensstraat, Leugestraat, Logestraat, benamingen van de Suikerstraat [In de 17e eeuw waren Dordrecht, Amsterdam en Rotterdam de belangrijkste steden waar rietsuiker werd geraffineerd, tot 1870] ‘Lotkens’ was het gedeelte van de stadsmuur langs de huidige Suikerstraat. Een leuge, loge of lootge is de middeleeuwse term voor ‘loodse’, ’n uitsteeksel boven of aan een gebouw, daar waar een weergang ontbreekt, teneinde een beter uitzicht te hebben. De Leuvebrug werd ook wel Leugebrug, Oude Coorenbrughe of Coornbrug genoemd; de graanschepen voeren er onder door om aan wal te geraken. Zie ook: Kerkebrug; mazelaar; pondgaarder
lorrenprinses, lorreprinses, jong meisje, in dienst van de voormalige firma Sunderman aan de Boogjes. Dit bedrijf handelde in lorren. Vanwege de redelijk goede verdiensten zagen de medewerksters er goed verzorgd uit
lou, louw, leuk; fijn; jofel; ’t is toch zo’n louwe vent
Louterbloemen, Louterbloemen, voormalig landgoed, nu industrieterrein (1962) en zeehaven (1916) Het is gelegen tussen de Mijlweg en het Mallegat (afdamming van de Oude Maas; deel van het Zeehavencomplex). In de oorlog werd dit gebied het ‘Pi-park’ genoemd, hetgeen waarschijnlijk met de Duitse schutters te maken had, die daar waren gelegerd. Sinds 1969 is in dit vroegere buitengebied het dierenasiel gevestigd. Aan de overzijde van Louterbloemen bevindt zich tegenwoordig een montageterrein op het eilandje Krabbegors, in de volksmond ook wel Duivelseiland geheten. Zie ook: Krabbe
Lubbert de Garenklopper, Lubbert de Gareklopper, je sta daar net as Lubbert de Gareklopper, je staat erbij als een sukkel
Lucas van Benthem, Luuk van Bentum, onnozele vent (naar: Lucas van Benthem, straattype)
lucifer, lucifer, ’n lucifer in tiene doen en ’n dubbeltie in éne, gierig zijn in het kleine en gul in het grote; op de centen zijn en toch royaal met andere uitgaven
lucifers, luizevére, lucifers (het is ’n voorbeeld van letterlijke klankovereenkomst)
luierben, luierben, je hep ’t net zo druk as man’s moer met ’r luierben, je hebt ’t nogal druk. Als er een kindje werd geboren, was het de gewoonte dat één van de grootmoeders voor de huishouding zorg droeg. Voor een kraamhulp (baker) was in de meeste gezinnen geen geld. [luierben = luiermand]
Luiersdijk, Luiersdijkie, andere naam voor de straat Twintighuizen. In 1663 liep er al ‘de Dyck, ghenaemt den Dorrenboom’
luis, luize, van je eige luize wor je ’t hardste gebete, van je familie moet je ’t niet hebben; eerst het-tie ’t van de luize en dan van de nete, eerst heb je last van je kinderen en dan van je kleinkinderen
Luizendijk, Luizedijk, bijnaam van de Krommedijk ten zuiden van de overweg (de ‘tweede lijn’; zie: Land van Valk; de Lijn), tot de tijd dat er bebouwing aan de dijk plaatsvond
luizenladders, luizeladders, bakkebaarden; tochtlatten
luizenmarkt, luizemart, loop naar de luizemart! loop naar de pomp!
lurken, lorreke, lorke, lurken; slobberen (van koffie e.d.)
maar niet heus, manie-jeus, niet echt waar; maar niet heus; zogenaamd. Dit wordt vaak gezegd meteen na een plagerige mededeling of wanneer het de bedoeling is de ander de stuipen op ’t lijf te jagen. je fiets is gestole, manie-jeus!
Maartensgat, Maartensschat, zie: Roodermondshaven
Maartensvuur, Maartensvuren, volksgebruik tijdens het feest van Sint-Maarten (11 november). Al halverwege de 15e eeuw richtte de jeugd tijdens dit feest veel schade aan in de stad. Ouders van kinderen die Maartensvuren hadden gestookt, werden veelal gestraft met een geldboete. In de 18e eeuw kon dat wel eens oplopen tot een bedrag van achttien (!) gulden
magere man, magere manne, dunne, zouten krakelingen van bakker Redert in de Korte Breestraat
magerigheid, magerigheid, hij zie zwart van magerigheid, hij ziet er erg mager uit
majem, majum, havenwater; d'r lei toch 'n mooi karrechie in de majum!; jenever in de rest van Nederland (what’s in a name?)
makmoer, makmoer, luie vrouw
marbel, mullever, mulver, mullevere, knikker(s) van steen of glas; capucijner boontje(s), ‘mullevere’ is Dordts voor knikkeren. De benaming mullever is oorspronkelijk het Dordtse woord voor marmer
Marinbornstraat, Marrebonstraat, Marriebonstraat, Marrieborriestraat, Marrieborrie, benamingen in de volksmond van de Marinbornstraat. De straat is genoemd naar het in de 14e eeuw gebouwde klooster Mariënborn. In de 18e eeuw werd een deel van dit klooster gebruikt als synagoge; later werd het ingericht als weeshuis. De joodse gemeenschap in Dordt kwam vanaf 1856 samen in de verbouwde Vleeschhal aan de Varkenmarkt; het gebouw werd in 1965 gesloopt . Zie ook: Paulusgang
markten, marte, flaneren over het Bagijnhof en de Johan de Wittstraat, al of niet in gezelschap van vriend of vriendin. Dit werd in de vorige eeuw tot in de zestiger jaren van onze eeuw door veel mensen gedaan; het was daar, vooral op zondag, vaak erg druk. Voetballiefhebbers verdrongen zich op de stoep van het Dordrechts Nieuwsblad om er naar de tegen de ramen opgehangen uitslagenlijsten te kijken. Zie ook: Blaak
matje, martie, ’t, half zeve is ’t martie, uitdrukking, wanneer iemand protesteert als hij vindt dat hij te vroeg op moet staan
mazelaar, mazelaar, maselaer, zakkendrager of schroeder. De naam is afgeleid van het ‘Gilde van der Mase’; een mazelaar had dus ook Maaswerker (Maeswercker) kunnen heten. In de Mazelaarsstraat staat nog het Zakkendragershuisje. De mazelaars wachtten daar in vroeger tijden op de volgeladen schepen, die voor de wal kwamen. Er werd dan gedobbeld met behulp van een smak over ‘wie de zak kreeg’. De zak krijgen betekende voor hen juist werk krijgen, dit in tegenstelling tot de huidige betekenis. Zie: Dordtsche last; ’t Koreneind; Latkensstraat; smak; pondgaarder; de zak kope; ’t Zakkertie
meelbrij, meeldenbrij, meel, met water stijfgekookt (zie ook: dood over de onderdeur; kijk-over-den-heining; glip in, glis in)
meimarkt, Meimart, één van de drie Dordtse jaarmarkten of kermissen. Deze begon op de vierde vrijdag na Pasen en duurde veertien dagen. De kramen bevonden zich op de terreinen van de schutterijen aan het Stek, later werden de feesten op het Weeshuisplein gehouden. In 1685 was er nog maar één jaarmarkt, die een week na Pinksteren begon en acht dagen duurde: de Meimart. Zie: Bamismart en Heer Daniëlsmart
Melkbrug, Melckbrigghe, andere benaming van de Leuvebrug. De melkschuiten legden er aan. Zie ook: Latkensstraat
melkfabriektijd, melkfebriektijd, ’t is weer ’s melkfebriektijd; anecdote van rond de twintiger jaren van deze eeuw. Het verhaal ging, dat de machinist van de melkfabriek D.M.I. (Dordtse Melk Inrichting) aan het Korte Kromhout altijd ’s morgens om zeven uur de stoomfluit liet horen van de nieuwe stookgelegenheid. De portier van het postkantoor zette daarop zijn klok gelijk, waarop de machinist van de melkfabriek zijn uurwerk weer afstemde op de tijd die hij op het gebouw van het postkantoor kon aflezen. Dordrecht kende daardoor een periode van een van de rest van Nederland afwijkende tijd. Wat wij tegenwoordig ook niet snel meer zullen meemaken is wat meerdere generaties vóór ons ervoeren: om te zorgen dat hijzelf op tijd zou zijn, zette de stationschef de klok van het stationsgebouw enige minuten achter
Merwepils, Merwepils, Dordts leidingwater. Zie ook: aqua Merwelata
mes, mes, uitdrukking: dâ mes is zo bot, je ken t’r mee op je blote kont naar Keule rije en dan is je gat nog nie door!
met hebben, met hebbe, ’k hep d’r met an! ik heb er lak aan!
meteen, medeem, mendeem, meteen
mieren, miere, betobbe; aantobben; ze late die jonge ok maar miere
Mijlse reis, Mijlse reis, ’t is een Mijlse reis, ’t is ’n heel eind. De uitdrukking is vernoemd naar de heerlijkheid de Mijl
mikken, minke, moeizaam turen
misschien, beschie, misschien; hè-je beschie ’n koppie suiker vor me?
Missiepoort, Missie-pórechie, poortje in de stadsmuur, waar het afval doorheen vervoerd werd. Reeds in 1522 waren er karrelieden die de missie (’t vuil) ophaalden. Ze brachten het naar de asloods op de Vest (de stadschmist-, stael- en aschloots); vanwaar het per schip afgevoerd werd. De asloods stond buiten de stadsmuren en via zo’n missie-pórechie kon men er komen. Zie ook: Karremansweide
mist, mis, d’r is mis an de luch, ’t gaat misten; ’t mist
moeder, man’s moer, man’s moer is vuil over de vloer, bepaald niet positieve uitdrukking over schoonmoeders
Moerdijk, bove de Moerdijk, zie: Hollands Diep
Moerdijkbrug, Moerdijkbruggen, zie: Hollands Diep
molletje, mollechies, dâ mot je d’r mollechies opzette, er dik opleggen; er dik opzetten; die verf moe je mollechies op die deur zette. Afkomstig van ‘zo dik als een mol’
Mom, Mom, benaming van één van de vele soorten Dordts bier. Dit bier werd reeds in 1285 vermeld. Het had in het land een zekere bekendheid en werd veel naar elders afgezet. Geheel Zuid-Holland moest zijn bier hier ter stede kopen; op het platteland mochten geen bierbrouwerijen gesticht worden. Behalve Mom brouwde men onder andere ook Kuit (dun bier), Pharo, Ysrahel en Moeselaer. In 1790 was Paulus-Jonesbier een biersoort, dat naar een Amerikaanse zeerover werd genoemd, die in 1789 met zijn buit Texel binnenviel en enige maanden later in Dordrecht op dit voorval werd gefêteerd. Zie ook: de Sleutel
mond, mond, ze nemen in d’r mond, wat ’n ander nog nie in z’n hande neem, dit wordt gezegd wanneer iemand het woord ‘stront’ gebruikt
monnik, grauwe munnekes, capucijners (van ‘grauwe monniken’)
mooi, mooi, ’t is nog zo mooi! ’t is o zo mooi!
Moordhoek, Moordhoek, oude naam voor een deel van het Bagijnhof, namelijk het stuk tussen de Lange- (of Oude-) Breestraat en de Loverstraat [ook wel het Marktveld geheten. Aan de Moordhoek stond het huis De Moortcuyl, tussen de Cleyne Moortcuyl en de gracht van het Bagijnhof], waar in 1048 moorddadige gevechten tegen de Luikenaars plaatsgevonden zouden hebben. Graaf Dirk IV werd verderop, ter hoogte van de huidige Gravenstraat (toendertijd des Gravensteeghe, vóór 1048 zal het waarschijnlijk genoemd zijn naar de grafelijke herherg het Huis Henegouwen, dat op de hoek gelegen was) geheten, door een giftige pijl gedood. Later pas werd deze straat vanwege dit voorval tot ’s-Gravenstraatken omgedoopt (zie ook het gedicht van Samuel van Hoogstraten in A.B.C.-versjes en gedichten)
Moordkuil, Moordkuil, zie: Moordhoek
moren, more, iets opzoeken in het donker
morgen, morrie!, goedemorgen!; môgge! Vaak werd deze groet de hele dag door gebruikt; ja, morrie!; ja, ik ben daar gek!; je moet maar zien!
muisje bellen, muisje belle, belletje trekken; huisje bellen
mus, mos, jij ben ok ’n vriendelijke mos! je bent ook niet vriendelijk, zeg! (mos is mus); mossies op d’n wurf, musjes op het erf
naad, nade, werke tô je nade krake, werke tôdâ de nade je krake, werken tot je uitgeput bent. (Nederlands: zich uit de naad werken)
neep, neep, ’n neep krijge, ’n gekke bui krijgen; gek gaan doen
neepneus, neepnaas, stiekemerd
neerwroeter, nerewroeter, pestkop
neetnek, neetnek, chagrijnig persoon; ‘neetoor’
negotie, agooisie, agosie, handeltje; negotie; ’n vrâchie; hij lôôp met agooisie
neuzen, neuze, aftelwedstrijdje om uit te maken wie mag beginnen met een spel (bijvoorbeeld bij straatvoetbal). Twee kinderen plaatsen om beurten hun schoen in een rechte lijn tegenover elkaar. Van elk wordt de ene schoen vóór de ander gezet. Wie de laatste volle schoenlengte heeft gezet, mag beginnen en kan als eerste kiezen. (in ’t Nederlands: poten). Zie ook: snorre
Nieuwe Gracht, Nieuwe gracht, zie: de Vervulde Graft
Nieuwe Middelgracht, Nieue Middelgraft, Nieuwe Middelgracht, zie: Lindengracht
Nieuwe Opslag, Nieuwe Opslach, zie: Lindengracht, Scheyersdycksie
Nieuwe Tolbrugstraat, Nieuwe Tolbrugstraat, zie: de Vervulde Graft
Nieuwgracht, Nieuwgracht, zie: Lindengracht
Nieuwkerk, Nieuwkerk, Nieukerck, Nieuwe Kerk, gebouwd in 1175 als parochiekerk van de heerlijkheid de Merwede en is gelegen aan de Bleyenhoek; het klokhuis is er in 1883 op gezet. Na de Hervorming was het de eerste protestantse kerk van Nederland. In 1960 werd er de laatste kerkdienst gehouden en na een ingrijpende restauratie doet het gebouw nu dienst als supermarkt en zijn er appartementen gebouwd voor ex-psychiatrische patiënten. Zie ook: bisschopsgeld; Bleyenhoek; Riedikstraatje
nipneuken, nipneuke, muggeziften; zeuren; zaniken; leg nie zo allemaggies te nipneuke!
Nonnenstraat, Nonnenstraat, zie: Lindengracht
Noord, Noord, rivier ten noorden van Dordrecht, op de grens van het Eiland van Dordrecht met de Alblasserwaard en IJsselmonde. Deze rivier maakt met de Oude Maas en de Beneden-Merwede deel uit van het drukst bevaren rivierenknooppunt van Europa. Vanaf de Dordtse kades (‘kaaien’) heeft men een uniek wijds uitzicht over het water. ’t Is net of ik de Noord zie strome, dit wordt gezegd wanneer een vrouw wijdbeens tegenover je zit. Ook werd gezegd: dan kijk je de Noord in of je kan van hieruit de Noord zien strome!
olienoot, oliepreute, olienoten
omgang, Cleyne Ommegangh’, zie: het Heilig Hout van Dordrecht
Onbeschaamde, huis De Onbeschaamde, huis De Onbeschaamde met ’t manneke Pis van Dordt, volksnaam van een monumentaal pand aan de Wijnstraat. Het voormalig woonhuis heette oorspronkelijk: het Huis Den Groote Davidt. De eerste bebouwing werd tesamen met twee andere huizen in 1652 vervangen door het huidige en werd gebouwd door Pieter Post. Het gebouw dankt zijn bijnaam aan het beeld van een naakt schildhoudertje, geplaatst in de fronton (timpaan): de spits toelopende driehoekige versiering boven de gevel. Tijdens een bezoek van Koningin Wilhelmina aan de stad in 1930 werd het onderlichaam van het jongetje gecamoufleerd door middel van een oranje sjerp
onderbroek, onderbroek mè lange mouwe, lange onderbroek
onderdeur, onderdeur, over de onderdeur geschete, uit de klei getrokken; lomp; dom; dôôd over de onderdeur, meel, met water stijf gekookt. (zie ook: glip in, glis in; kijk-over-den-heining; meeldenbrij)
onfleem, ontfleem, ontleem, onfleem, onnozele hals
ontlipsen, ontlipsen, de deur van het slot doen; de deur openen
Onze-Lieve-Vrouwekerk, Onze Lieve Vrouwekerck, zie: Groote Vrouwekerck
Ooi- en Ramsgat, Ooi- en Ramsgat, zo wordt Dordrecht genoemd tijdens het carnaval. Ooien zijn de dames en Rammen de heren. De benaming is gebaseerd op de legende van de Schapekop (zie: Schapekoppen). De Raad van Elf wordt aangevoerd door Prins Krabbejanus
Oortjesbleek, Oortgensbleekie, zie: Marrebonstraat
opleggen, oplegge, dik worden; nou, nou, je begin al aardug op te legge!
opluizen, opluize, fort, luis op! vooruit, ga weg!
opsodemieter, opsievoljèr, iemand ’n opsievoljèr geve, ’n dreun voor iemands hoofd verkopen; iemand op z’n falie geven (uit het Frans)
opsudderen, opseutere, opwarmen (in ’t Nederlands betekent seuteren sudderen)
opteren, teer op!, donder op!; krijg de tering! (teer is tering, tuberculose)
optiefen, tief op!, donder op!; krijg de tering!
opvergen, opvèrrege, iemand iets opvèrrege, iemand iets opdringen
oude, ouwe, van ’t ouwe en ’t eige, het is als vanouds; er is niets veranderd; het gaat nog steeds hetzelfde (‘gangetje’)
Oude Houttuinen, Oude Houttuinen, evenals Kannekoopersbuurt, Onder de Cruyscapel, Onder de Munt, de Buystelcuypsgebuurte, Buistelbuurt, Op het Mercktvelt, Beurs, Onder Sint-Gillesdorp, Omtrent de Mennebroers, Omtrent de Minderbroeders, Appelmarkt, Bij de Vischmarkt, Achter het Stadhuis, Bij de Vuilpoort: benamingen voor de verschillende delen van de Voorstraat (van noord naar west)
Oude Maas, Oude Maas, Ouwe Maas, rivier ten noord-westen van Dordrecht, op de grens van het Eiland van Dordrecht en IJsselmonde. De rivier is omstreeks 1380 door stormvloeden ontstaan. Aan de overkant van Dordt ligt Zwijndrecht (onder meer de ‘goudkust’), dat een mooi uitzicht heeft op de historische oeverbebouwing van Dordrecht. Zie ook: Noord; Zwijndrechtse brug; met de uitdrukking de Ouwe Maas geef nog wel ’s wateroverlast wordt bedoeld dat oudere mensen nogal vaak moeten plassen vanwege een zwakke blaas (letterlijk: de Oude Maas treedt wel eens buiten zijn oevers bij één van de talloze overstromingen in ’t verleden); gôh, da’s ok sterk, da’s nog sterker dan ’n ons thee in de Ouwe Maas, uitdrukking, gebruikt wanneer iets heel toevallig is;
oudje, ouchie, oudje (troetelnaam)
overheen, overheen, kan ik d’r overheen komme, dan asjeblief! werd vroeger gezegd door Dordtenaren, die niet graag bereid waren accijns op vlees te betalen, dat ze van buiten de stad wilden invoeren. Ze verzonnen graag een uitvlucht door te smokkelen, hetgeen we kennen van het verhaal over de Schapekop (zie: Schapekoppen)
Paadje van de Heer, Paadje van de Heer, ’t, benaming van de Toulonselaan. Dit in de vorige eeuw vrijwel onbegaanbare weggetje werd in 1881 voor een bedrag van ¦ 1400,- door de gemeente Dordrecht aangekocht van de weduwe van de Dubbeldammer Jas de Heer. Het was toen nog een smal paadje, met aan weerszijden sloten. De familie Fantalon had daarvóór enkele aan dit pad gelegen tuinen in haar bezit. De naam werd verbasterd tot Van Toulon
paaipond, paeyponde, kleine rentes, oorspronkelijk ten bedrage van één Engelse pond, vanaf 1390 geheven op huizen en erven (panden), ten voordele van de stad of van godsdienstige en liefdadige instellingen. Paey is betalen (vergelijk ’t Engelse ‘to pay’)
Paardenkerkhof, Paardekerkhof, zo heette het Wilgenbos in de 18e eeuw. Een steiger aan die kade heette de Paard-in-de-wiegsteiger. Zie ook: Hondehemel, Hondekerkhof
paardenpoten, paardepote, aftelwedstrijdje om uit te maken wie mag beginnen met een spel (bijvoorbeeld bij straatvoetbal). Twee kinderen plaatsen om beurten hun schoen in een rechte lijn tegenover elkaar. Van elk wordt de ene schoen vóór de ander gezet. Wie de laatste volle schoenlengte heeft gezet, mag beginnen en kan als eerste kiezen. (in ’t Nederlands: poten). Zie ook: snorre
paardentram, paardetram, zie ’t versje uit 1880 in A.B.C.-versjes en gedichten
paardenworst, paardenworst, rookworst van het paard, verkrijgbaar bij de bekende Dordtse paardenslagers. Spreek uit: padewôsj. Veel Dordtenaren kunnen de ‘r’ niet uitspreken. Hoewel ’t niet van een paardenslager is, willen we toch vermelden: vlees van Keller maakt de vrouwen feller
pakjasje, pakjassjie, colbertje
pandpond, pandponde, kleine rentes, oorspronkelijk ten bedrage van één Engelse pond, vanaf 1390 geheven op huizen en erven (panden), ten voordele van de stad of van godsdienstige en liefdadige instellingen.
pantoffelparade, pantoffelparade, eeuwenoud volksgebruik. Het is afkomstig uit de tijd dat Heer Daniëlsambacht nog bestond (de buurt rond de huidige Nieuwkerk). Eeuwenlang (tot na 1940) trokken de bewoners - vooral de huwbare meisjes - elke woensdag, zaterdag en zondag met hun pantoffels aan van Voorstraat-Noord [tot de bebouwing van het gebied van het toenmalige Daniëlsambacht, dat is tot de Boomstraat (de Boom) en de Mariënbornstraat] door het niemandsland van het huidige Steegoversloot naar de Visstraat
Papenbolwerk, Papenbolwerck, tot 1647 een wal tussen de Nieuwe- en Voorstraatshaven. Het rondeel ervan heette de Engelenburg, die over de Nieuwe Haven waakte
Papengat, Papegat, afmeerplaats van hout. Het hout was afkomstig uit het Belgische en Duitse achterland en werd aangevoerd via het water door middel van enorme aantallen houtvlotten. Vanaf 1688 was het toegestaan hout af te meren in de Papegatshaven en eind 17e eeuw werden de houthavens achter de Noordendijck, Weeschkinderendijck en ’s-Gravendeelschendijck gegraven. Tot ± 1850 was Dordrecht de grootste bergplaats van ongezaagd hout in Zuid-Holland. Het werd in tientallen houtzaagmolens verder verwerkt
Papenstrien, Papestrien, Papendrecht
Papeterspad, Papeterspad, de naam van dit straatje komt waarschijnlijk van ‘papetiers’, ’t Franse woord voor papiermakers. Zie ook: Heidenpaadjie
papier, pampier, hij hep ’n grôôt pampier, ma weinig suiker, hij heeft een groot hoofd, maar weinig verstand. De kruideniers wogen de suiker vaak af in een zak van zwaar, grauw papier, waardoor de klanten door het gewicht van de zak minder waar kregen voor dezelfde prijs
Parallelweg, Parelleweg, Parallelweg
Patatstraat, Patatstraatjie, bijnaam in de volksmond van de Lenghenstraat. In het scheefstaande pand op de hoek van dit straatje met de Vriesestraat is de patatzaak ‘het Scheve Hoekje’ gevestigd
Paulusgang, Paulusgang, bijnaam van het latere Jacobushof. Het was een steegje in de Mariënbornstraat; op het eind van de 19e eeuw in de volksmond berucht als de ‘Pauwelus Jut-gang’. Een zekere bewoner, Paulus Jut genaamd, stond er bekend als de moordenaar van een Haagse dame. Later werd een verbrede uitgang aangelegd, die het Jacobushof ging heten
Pekelstraat, Pikkelstraatje, Pekelstraatje, andere benamingen van ’t Haringstraatje. Tussen de Lombardstraet en het ‘Haringstraetgen’ stond reeds in 1580 de brouwerij ‘In den Gecroonden Pickelharinc’. Waarschijnlijk was het gebouw voordien het huis van een haringkoopman. Zie ook: Brand
penalty, pinantie, kik de pinantie! ‘ik de penalty!’; wie dit als eerste riep bij straatvoetbal mocht de strafschop nemen
penteren, péntere, kinderspel uit de 17e eeuw (speelwijze onbekend)
peperkoek, Dordtsche peperkoek, peperkoek met veel sucade; de afval heette snippers
pepermunt, pumpie, pumpurremuntjie, pepermunt
perfectie, eksie perfeksie, uitstekend
petemoei, petemoei, loop naar je petemoei! dat gaat niet door!; je bekijkt ’t maar! (letterlijk: ‘je gaat maar naar je peetmoeder toe!’)
Petrus en Paulus, Piet en Pauw, twee uitdrukkingen: - ze hale d'r Piet en Pauw maar bij (Jan en Alleman) - van Piete naar Pauwe sture (van ’t kastje naar de muur). Ontleend aan Petrus en Paulus
peuken schijten, peuk schijte, bang zijn; ’t in de broek doen; hij schijt peuke as-tie ’t tege z’n vader mot vertelle
peurboor, peurbootjie, klein, open bootje (groot model roeiboot), aan de voorzijde voozien van een dekzeiltje. De vissers peurden ermee op paling in de Dordtse havens en grachten
peut, peutjie, ’n peutjie van ’n cent, puntje; ijshoorntje van één cent
peuten, peute, raak peute, raak schieten (met knikkers); peut ’m d’r in, joh!
pezerik, pezerik, mager, nerveus persoon
Phil, de Phil, Dordrechtsch Philharmonisch Orkest (symfonie-orkest). Samen met de ‘Orchestvereeniging’ (opgericht in 1883) een gerenommeerd muziekgezelschap
Pi-park, Pi-park, zie: Louterbloemen
piemelkonten, piemelekonte, rommelen; bezig zijn (de aanwezige ruimte goed benutten); as de keuke grôôt is, kè-je d’r lekkur piemelekonte
pierenbakhuis, pierebakhuisjies, huizen met een lager gelegen stoep ervoor (Sluisweg, Lindestraat). De rijweg lag hoger dan de stoep. Tussen stoep en rijweg bevond zich een ijzeren hek. Oorspronkelijk is een pierebak (pierebad in ’t Nederlands) een ondiep spartelbad voor peuters en niet-zwemmers
Pietje paraat, Pietjie paraat, Pietje precies
pik- en poeliehandel, pik- en poeliehandel, uitdragerij
pikduitje spelen, pikduitjie spele, kinderspel uit de 17e eeuw en daarna (spelregels onbekend)
pikkel, pikkels, (grof) grind
pikkepoelie, pikkepoelie, speeksel; spuug
pikketanissie, tippetanessie, borreltje; drankje (’n pikketanessie)
pil, Dordtse pil, dikke boterham
pinegel, pin-egel, brutaal persoon
pis, pis, ’t zal me de pis nie lauw make! ’t laat me koud
pisbak, piezenbak, pisbak
pissen, piese, ga jij maar op ’n blauw steentjie piese!, stel je niet aan!
plaan, plan, plaan, vol ongeduld; ’k zat plan op je te wachte
plafond, blefon, plafond
plankiel, plankiel, houten bruggetje (een plankier is een plankenvloer in ’t Nederlands)
pleieren, pleiere, het werpen van een rond, plat voorwerp door de lucht of in sprongetjes over het water. Het wordt ook gedaan met een muntstuk of platte steen (Nederlands: scheren, keilen of zeilen)
ploesplas, ploesplas, zootje; morsen met water (boven de wasbak)
plompzak, plompzak, dik wijf; hobbezak
poeder, bakkie poeier, kopje warme chocolademelk
poepen, poepe, al poep je nie, dan rus je toch en komp de baas, dan poep je nog, verontschuldigende uitdrukking, gebezigd wanneer een werknemer naar het toilet gaat om even uit te rusten
poepkruid, poepkruid, vijf duite poepkruid, niet veel zaaks; ‘kouwe drukte’
poerem, poerum, weggegaan; pleite; hij is effe poerum
politie, poelie, politie-agent; o mijn papa, de poelie zit m’achterna!
pompwater, pompwater, hij is zo sterk als pompwater, hij is juist niet sterk
pond, pondjie, ’n, een half bruin brood
pondgaarder, pondgaarder, graanmakelaar. Ze werden zo genoemd, omdat ze van elke last verkochte graan een pond moesten afnemen en in een tonnetje bijeendoen ten behoeve van de armen. De oudste korenmarkt in Dordrecht werd in 1857 gebouwd langs de Voorstraathaven tot de Leuvebrug) (Oude Coorenbrughe). De Kooren-beurs stond op de Beurskade (huidige Bomkade of kortweg Bom [een bom is een bepaald type schip met een platte bodem]) en werd in 1834 ontworpen door de gemeente-architect G.N. Itz. Zie ook: Latkensstraat; mazelaar
poort, doe de poort open!, bepaald oud Dordts kinderspelletje; spelregels onbekend. De poort had betrekking op de Blauwpoort
poppenstront, poppestront, lui zijn as poppestront in ’n dichte vergiet, erg lui zijn
poppetjesrood, poppetjiesrôôd, rouge; make-up
por, por, bijzit, partner (van weduwen of gescheiden vrouwen); o, daar komp ze wir mè t’r’n por!
prak, prakkie, ’n kleine hoeveelheid van iets; geef me dâ prakkie boeke ’s
pri hoi hoi, pri-hoi-hoi!, uitroep van de Dordtse jeugd (volksgebruik, stammend uit de 17e eeuw). Ze sneden eerst stokken af, die in het Stek [voormalige Schutterswei, genoemd naar het stekken van biezen stokken om er de schuttersvelden mee af te palen] stonden, schilderden die en joegen daarmee de ossen van de beestenmarkt weg onder luid geschreeuw. De dieren werden van Het Hof naar het Stek gedreven
prikstoel, prikstoel, op de prikstoel zitte, de baas spelen, regelend bezig zijn; gauw je oordeel klaar hebben; nou, je zit nogal op je prikstoel, hé!
pruimenstinkerd, Piet de pruimestinkerd, kinderspel (soort krijgertje). Een kind, dat aan een lang touw is vastgebonden is waarvan het andere uiteinde vast zit aan een paal, wordt uitgelokt om de andere kinderen te tikken. Die zingen daarop: ‘Piet de pruimestinkerd’ en lokken daarmee de tikker uit om uit te gaan lopen, zover als het touw reikt. Wie getikt wordt, moet op zijn beurt aan het touw gebonden worden en wordt dan de nieuwe tikker
pruttelen, potteleviere, koken
psalmmolen, psalmmole, viool
punaise, pen-ijzer, punaise
Punt, Punt, de, zuidpunt van het Eiland van Dordrecht; Willemsdorp. Het is gelegen aan de oever van het Hollands Diep en kreeg later de naam Bruggehof. Er was een zandstrandje aan het Hollands Diep gelegen, waar veel Dordtenaren in hun vrije tijd graag naar toe gingen
putter, butter, knikker
putteren, buttere, knikkeren
Puttoxtoren, Putoxtoren, zie: Groothoofdspoort; ze motte je naar den Uythoeck brenge!
R.A.N.O., R.A.N.O., Radio Amateurs Network Organization (ziekenomroep). Deze begon zijn uitzendingen in 1953 in de voormalige orangerie Villa Weizigt, dat daarna een sanatorium, een verpleegtehuis (het Parkhuis) en het Gemeentelijk Woningbedrijf onderdak bood. Nadien is de RANO gevestigd in het Merwedeziekenhuis.
raam, raamt, raam; raamde, ramen
Raaphout, Raaphoutje, deel van de Vest, ten oosten van de Johan de Wittbrug. Er waren vroeger houtopbergplaatsen, waar arme mensen houtafval raapten. De standaardkorenmolen ‘het Raephout’ stond er in de buurt: aan de Vest bij de Vriesepoort. Op 8 december 1703 waaide hij bij harde storm om, maar nog lang noemde men in de volksmond die plaats het Raaphoutje en zelfs Rapenburg.
raashoofd, raashôôf, ragebol. Een verschijnsel van hypercorrectie: een extra nette benaming van een alledaags voorwerp
rapplement, ripplement, uitbrander (Nederlands: rapplement)
redderop, ridderop, redderop, bazige vrouw; kenau
reep, reep, an de reep gaan, op hol slaan; over z’n toeren raken
reet, reet, ’t zal me m’n reet roeste! ’t laat me koud
Reeweg, Reeweg, Voor alle werkzaamheden, verbonden aan het handhaven van de stedelijke keuren op het bouwen, was er reeds in de Middeleeuwen een college van beëdigde ree-trekkers. Hun naam ontlenen zij aan het feit, dat zij de ree-, raai- of rooilijnen [ree betekent grenslijn] trokken, waarachter huizen gebouwd moesten worden. De rooilijn ontstond door de lijn van twee of drie percelen of lappen grond aan weerszijden te verlengen. De sierlijke bochten in de Voorstraat en Wijnstraat danken eraan hun ontstaan. Men kan het kronkelen van de oude rivier de Thure nog aflezen aan de loop van de straten. De ambachtsheer van de Mijl gaf in 1553 toestemming voor het bedijken van stukken grond in de omgeving van de huidige Dubbeldamseweg.In 1560 moest de gemeente Dubbeldam daardoor zijn oude grenzen trekken met een omstreden gebied als de heerlijkheid de Merwede. Ze trokken een ree kaarsrecht op zo’n 600 roeden (is ruim 2 kilometer) vanaf de voormalige Merwededijk. De huidige Reeweg-Oost valt samen met die grens. Zie ook: Dordt; Dort; Grootenweg nr. 7; het gedicht ‘Op de Wijnstraet tot Dordrecht’ van Constantijn Huygens in A.B.C.-versjes en gedichten
reut, op de reut, op afbetaling; op de pof
ribbenkast, ribbekassjie jonem, dood; om kroosjies
Riedijkstraat, Riedikstraatje, Rietdickstraetgen, Riedijkstraat, dat van het ‘Nieuwkerckhof’ tot aan de Riedijk loopt. Dit straatje bestond reeds in 1284. Soms heette het Nieuwendijck (tot 1490). Het daar gelegen deel van de stadsvest (de Vest) langs de haven werd na 1685 de Bleyenhoeck genoemd (zie: Schotsendijk). Zie ook: Nieuwkerk; Bleyenhoek
Rijk Dordt, Rijk Dordt, ’t is daar ommers Rijk Dordt, er zit daar veel geld; ’t is daar een rijkeluisbuurt; bij mij is ’t nog Rijk Dordt betekent: ‘ik heb nog wat geld’ of ‘ik zit er tenminste warmpjes bij’
rilkikkeren, rilkikkere, bibberen
riskant, risikant, riskant
Rodermondshaven, Roodermondshaven, Roedermontshaven, andere benaming van het Maartensgat, aangelegd in 1649 als houthaven en genoemd naar Maerten van der Pijpen. Aan de kade stond de kraan ‘Roodermond’, die de liggende schepen scheef trok voor onderhoud. De kraan werd neergehaald in 1872
ronddraaien, ronddraaie, ronddraaie as ’n drol in ’n pispot, besluiteloos zijn; weifelen
ronde zult, ronde zult, boterhamworst
Rondweg, Rondweg, sinds 1976 de verbindingsroute, niet alleen tussen verschillende Dordtse wijken, maar meer tussen de A16 (via de Laan der Verenigde Naties) en de Alblasserwaard; tevens grenslijn tussen Dordt en het voormalige dorp Dubbeldam, nu stadswijk
rotgof, rotgof, met ’n rotgof, met ’n grote snelheid; met ’n gof
rotonde, rontonde, dat zeggen Dordtenaren tegen een rotonde (bijvoorbeeld die aan het Hugo de Grootplein)
Rotterdamse Huis, Rotterdamse Huis, het, pand, afkomstig uit ‘Kuijl’s Fundatie’ (hofje aan de Schiekade in Rotterdam). Het huis werd in de zestiger jaren steen voor steen overgebracht naar Dordrecht om aan de voet van de Grotekerkstoren opnieuw te worden opgetrokken
Rozemarijnstraat, Rosemarijnstraatjie, zie: Schijtstraatjie
ruigen, ruige, er flink tegenaan gaan; zomedeem ga ’k ’s effe goed ruige!
ruiken, ruiken, waar jij mot gaan ruike, daar hep ik al geschete! je komt pas kijken!
saai, seet, saai; ’n sete Teunis; ’n sete Trui, een saaie vent; een saaie vrouw (seet is ook een andere naam voor sajet)
sacredieu, honderd zakken ju!, donderju! (uit ’t Frans: tonnerre de Sacre Dieu)
sage, Dordtsche saeghies, koekjes in blik, door banketbakker Rijken (op de Beurs) omstreeks 1897 in de handel gebracht. De blikken werden versierd met afbeeldingen van het oude Dordrecht
Saint-Louis, sasselewiet, rare sasselewiet, rare vent (mogelijk Franse herkomst: c’est Saint-Louis); sasselewiet-pôte, kromme benen
salamanderhond, salamanderhond, vervelend kind; deugniet
sampa, sampa, lange vinger (bros, langwerpig koekje). De vorm was destijds langer dan het huidige model en liep taps toe. De sampa is altijd in blikjes verpakt geweest, nooit in doosjes. Het luchtige koekje werd al in 1904 in Dordrecht door Victoria (de Vic) gebakken, evenals de beroemde Mariakaakjes. De vorm van lange vinger, werd al eerder onder de naam bonne mère door dezelfde fabriek gemaakt. Nu is de bonne mère een ronde biscuit. Zie ook: sosjale kake
Sarisgang, Sarisgang, Sisarijs- of Sarisgang, Caesarius- of Sara’sgang, , benamingen van de ‘Sisarijs- of Sarisgang’, genoemd naar Burgemeester Cesarius Clauwaert, die rond 1365 in Dordrecht in functie was. Cees Buddingh’ schrijft in ‘Dordtse Snippers’ (1960): De meest karakteristieke Dordtse straatnaam is voor mijn gevoel toch wel de Sisarijs- of Sarisgang, volgens Van Dalen ook wel: Caesarius- en Sara’sgang. Ik geloof niet dat men ergens anders in een straatnaam het woordje ‘of’ aantreft; een bekend Nederlands schrijver die ik het bordje liet zien was er dan ook meer van onder de indruk dan van ons raadhuis. Hetgeen overigens begijpelijk genoemd mag worden...
sarisgangetje, sarisgangetjies, koekjes
scaramouche, schermoes, scharmoes, scherremoes, scharremoes, grote speculaaspop; dik stuk gevulde speculaas. Het was ook een spotnaam voor ’n lang, mager persoon (vergelijk het Franse scaramouche: een 17e eeuwse, geheel in het zwart geklede komiek). De speculaas was rond 1900 onder meer te koop bij Bakker Rijken aan de Voorstraat (het Huis met de luifel) en bij Bakker Morks op de hoek Vest/Steegoversloot
schaap, schaap, hij heb van ’n gek schaap gegete, hij heeft een tik van de molen gekregen; hij voelt zich niet lekker
schaapje, schapies, speciale Dordtse koekjes
schadeverhaling, scha’verhaling, ’t recht van scha’verhaling, dit privilege bestond in het vastnemen van iedereen, die goederen van Dordtse burgers in beslag had genomen of van hen had afgenomen. Dordrecht kreeg dit recht van Floris V in 1292 en heeft vaak voor haar kooplieden van dit recht gebruikt gemaakt
schandalisatie, schendelesaasjie, scheldpartij
schandvlek, schendvlek, schandvlek, iemand die over iedereen scheldt; roddelaar
Schapendieven, Schapedieven, zie: Schapekoppen
schapenkopje, schapekoppies, speciale Dordtse koekjes
Schapenkoppen, Schapekoppen, bijnaam van de Dordtenaren en stamt uit de tijd van de stedelijke accijnzen. De legende uit de 17e eeuw vertelt ons dat een gestolen schaap, vermomd in jongenskleren, mee de stad in werd genomen via het veer van Papendrecht en zittend in een karos in het bijzijn van enkele kinderen en zijn smokkelaar. Deze laatste had trek in een lekker schapeboutje, maar weigerde accijns te betalen over het ingevoerde vlees. Aangekomen bij de Riedijkspoort werd het schaap in de armen genomen van het gezelschap. Het ging echter blaten bij de contrôle door de Franse soldaten (poortwachters). De smokkelaar werd terstond gearresteerd en gevangen gezet in de Putoxtoren bij het Groothoofd en kreeg pas na betaling zijn vrijheid terug. Sindsdien wordt elke Dordtenaar een Schapekop genoemd. Het standbeeld langs de afrit van de Papendrechtse brug doet ons en mensen van buiten de stad er nog aan herinneren. Zie ook: ‘de Schapekop’ in A.B.C.-versjes en gedichten
scharensliep, scharesliep, d’r gaat ’n scharesliep voorbij, we krijgen regen
scheet, scheet, ’n scheet op sokkies late, iets onhoorbaar, ongemerkt doen; zachtjes lopen; ’n scheet op wieletjes, vlug lopen
scheren, schere, helpen (bijvoorbeeld in een winkel: ik zal U zo schere wat betekent: ‘ik kom zo bij U; ik zal U zo helpen’)
scheur, scheur, in de scheur van de deur staan, in de deuropening staan
scheutig, scheutig, zich scheutig geeuwe, veel geeuwen; en toen mos ik me toch scheutig geeuwe!
schiftig, schiftig, nijdig, gauw geprikkeld (combinatie van driftig en schichtig); hij wier ’n beetjie schiftig
schijn, schijntjie, as-tie maar zo’n schijntjie verdien, nou, dan zal-tie ok ’t vet nie in ’t vuur schijte, iemand die weinig verdient, zal zuinig met zijn geld omgaan
schijt, schijt, ’k heb schijt aan schele naadjie, ik heb overal lak aan
schijten, schijte, hij schijt onder de kast, zo werd iemand genoemd die een bult droeg; over je nek schijte, braken; overgeven (over je nek gaan); nie vor elleve schijte, alleen iets doen als het niet anders kan; let nie op hém, hij schijt nog nie vor elleve!
schijtende hen, schijtende hen, een vrouw met heel magere beentjes
Schijtstraat, Schijtstraatjie, ook Ciboriestraatjie, Rosema­rijnstraatjie, Aert Loyenstraatjie, Aart van Loe’s-straatjie: andere benaming van de ’s Heer Boeyenstraat (sinds 1463), genoemd naar Heer Boudewyn Onderwater. Een deel van het straatje was tot 1890 een bergplaats van sleden en karren, de zogenoemde slejenaarsstallen (zie: slejenaar)
Schil, Schil, de, naam van de bebouwing aan de rand van de stadskern. Benaming van het Singelgebied, waar onder meer veel villa’s (een groot aantal ervan is gesloopt) en herenhuizen gebouwd zijn. Zie ook: Beeldjeshaven
Schippersblok, Schippersblok, het gebied van de Mariënbornstraat, Knoopmakersgang, Vrankenstraat, Heer Heymansuysstraat en Wijngaardstraat
Schipperskerk, Schipperskerk, zie: Nieuwkerk
Schipperskwartier, Schipperskwartier, ’t, het gebied van de Mariënbornstraat, Knoopmakersgang, Vrankenstraat, Heer Heymansuysstraat en Wijngaardstraat
schot gooien, schotgooie, knikkerspel. Een grote knikker werd tegen een ‘schot’ of muur gelegd. Als je hem raak peutte met je eigen knikker vanaf een bepaalde afstand, kreeg je twee of drie knikkers. Raakte je hem niet, dan moest je hetzelfde aantal knikkers betalen. Je mocht niet je knikker over de grond rollen of ‘druile’. Een andere mogelijkheid was dat de stuiter in het midden werd gelegd, de spelers er omheen gingen staan en om beurten moesten richten en schieten
Schotse Tuin, Schotse Tuin, Schotsche Tuyn, Lau Schotten Tuyn, vanaf 1599 de verschillende namen van een gang, gelegen tussen de Riedijk en de Bleyenhoek en aangelegd op het terrein van de tuin van Laurens Jansz. Schot. In 1748 wordt de Bleyenhoek ook wel de Schotsendijk genoemd
Schotsendijk, Schotsendijk, andere naam voor de Bleyenhoek. De naam Bleyenhoeck komt reeds in 1612 voor. Het heette in de volksmond na 1748 ook wel Rottendijk of Rottenkade en zelfs enige tijd Nieuwe Nieuwendijck (Riedikstraatjie). Het was als dijk aangelegd op slecht veen, waardoor hij ongelijkt verzakte. Nu is de Bleyenhoek de naam van een hele buurt
schotsje wiebelen, schotsie wiebere, over ijsschotsen heenlopen; ’t ijs uitproberen (schotsje wiebelen)
schrapboter, schrapboter, goedkoopste soort margarine (de onderste boter uit de ton werd tegen ’n lagere prijs verkocht)
schret, schret, ’n schret, iemand met een harde stem (’n schreeuwlelijk); schrette, schreeuwen. In Dordt wordt vaak gesproken van schreeuwen, als men huilen bedoelt
schreuf, schreuffie, oud, krom lopend vrouwtje; oud voorwerp; stukje verbrande steenkool
schreuvendrek, schreuvendrek, kolenas. Schreuven zijn stukjes afgebrande cokes
schreuvenhoop, schreuvenhôôp, ja, met je moer op de schreuvenhôôp! uitdrukking wanneer iemand kwaad is op een ander. Schreuven waren stukjes afgebrande cokes, die op het terrein van de gasfabriek lagen. Men trof ze ook aan op het rangeerterrein, toen er nog stroomtractie was. Arme mensen gingen er schreuven zoeken
schreuvig, schreuvig, slecht gekleed; wâ zie jij d’r toch schreuvig uit!
schro, schroei, prullig, versleten voorwerp; da’s ’n oud schroei van ’n stoeltie
Schuiersdijk, Scheyersdycksie, andere namen voor de Wolwevershaven. Een ‘scheyer’ is een schuiers- of kruiwagen, waarmee in 1609 bij het aanleggen van de huidige Wolwevershaven de uitgegraven grond aan de rivierzijde werd opgeworpen (er bestonden toen nog geen baggermolens). De ingang van de haven werd verdedigd door het Damiatebolwerck (tot 1850) aan de ene en de Joppentoren (tot 1851) aan de andere kant. Op het dijkje werd in 1647 een muur aangebracht
schurketruttelen, schurketruttele, dicht bij elkaar zitten of liggen; kroelen
serie, zjers, zjerrie, ’n rij mensen (waarschijnlijk van ‘zerrie’, wat betekent: serie, rij, heel veel); met een zjers, met grote snelheid; met ’n rotgof
seterum, seterum, schreef
Singelgebied, Singel-gebied, ’t, zie: Beeldjieshaven
Sint-Christoffeldoelen, Sint-Christoffeldoelen, zie: Heelhaaksdoelen
Sint-Jorisdoelen, Sint-Jorisdoelen, zie: Voetboogsdoelen
Sint-Maarten, Sint-Maarten, zie: Maartensvuren
Sint-Nicolaas, Sint-Nicolaas, zie: bisschopsgeld; Nieuwkerk
Sint-Nicolaaskerk, Sint-Nicolaaskerk, Claeskerck, zie: Nieuwkerk
Sint-Sebastiaansdoelen, Sint-Sebastiaansdoelen, zie: Kloveniersdoelen
Sint-Sura, Sint-Sura, Sint-Soer, Sint-Suer, Sint-Zuur, Siewertje, Sother, patrones van Dordrecht, stichteres en beschermvrouwe van de Groote- of Onze-Lieve-Vrouwekerck [Grootekerk], heilige en martelares. Over haar bestaat de volgende legende uit de 11e eeuw: De vrome maagd Sura deed dagelijks haar gebeden knielend vóór een beeldje van de Maagd Maria, dat in een boom bij het riviertje de Dort (of Thure) hing. Op een dag bezocht een engel haar en vertelde dat ze een kerk moest gaan bouwen. Ze toog blijmoedig aan het werk samen met drie arbeiders en in het bezit van slechts drie kopkens (muntstukken), die precies één dagloon uitmaakten. Echter, de munten hadden de wonderbaarlijke eigenschap telkens weer in haar buidel terug te keren. De werklieden betichtten haar daardoor van heimelijke rijkdom en doodden haar, doch ze vonden inderdaad niet meer dan drie kopkens. De drie mannen werden beschuldigd van moord en ter dood veroordeeld. Toen zij op het punt stonden terechtgesteld te worden, verscheen hen de vrome Maagd om met haar moordenaars naar Rome af te reizen ter boetedoening, teneinde de absolutie van de Paus te krijgen. Die gaf haar grote aflaten, even machtig als de drie penningen, waarmee het werk kon worden voltooid. Aan de Grote Kerk werd later een kapel gewijd aan Sint-Sura. Aan de noordzijde van de kerk zou zich een put bevinden, die ontstaan is op de plaats waar ze werd vermoord; Ballade van Sint-Sura (in A.B.C.-versjes en gedichten)
Sint-Thomasstraat, Sint-Thomasstraet, Stijn Thomasstraet, vroegere benaming van de Ruitenstraat, die in 1603 genoemd is naar brouwerij de Ruit
Sjimmiemuts, sjimmiemutsjie, alpinopetje; baret
sla, slaai, sla; salade
slakkensteker, slekkesteker, bajonet; sabel
slappe Jacoba, slappe koba, ondeugdelijk voorwerp; minder goed exemplaar
slariem, sla-riempie, zweep; tevens naam van een oud tolspel
slecht, slecht, ’t is net zo slecht as goed van ’n cent ’n el; ’t is slechte waar; er deugt niet veel van
sledenaar, slejenaar, sleper; voerman. De sledenaar of slejenaar had geen wagen, maar een slee en een ‘smeerlap’, die vóór de slee werd gelegd als het rijden te stroef ging. In vroeger tijden waren er de wijn- en ijzerslejenaars (standplaats Wijnstraat) en slejenaars, die alle andere artikelen versleepten. In 1567 werd de stadspaardestallen op de Varkenmarkt aan hen ter beschikking gesteld (slejenaarsstallen). Zie ook: Schijtstaatjie
sleepje pikken, slepie pikke, vastmaken achter een schip dat gesleept wordt, teneinde mee te varen
sleeuw, sleej, armoedig. Zie het verhaal over Sleejen Aai in A.B.C.-verhalen
slepertje pikken, slepertie pikke, achter een rijdende wagen hangen
Sleutel, Sleutel, de, aanvankelijk een azijnbrouwerij, gesticht vóór 1434; vanaf 1553 de beroemde Dordtse stoombierbrouwerij. Dordt is eeuwenlang een belangrijke bierstad geweest. In 1607 draaiden er 28 brouwerijen, waaronder de Bel, de Ruit en de Hoefijzer. De Sleutel was de oudste en verdween pas in 1968. Het bedrijf strekte zich uit vanaf de Groenmarkt tot aan de Varkenmarkt en liep evenwijdig aan de Vleeschhouwersstraat. Nu bevinden zich in ’t gebouw het museum de Sleutel, een proeflokaal en een geluidsmuseum. Zie ook: Mom
Sleutelbier, Sleutelbier, zie: de Sleutel
slinger-om-de-smoel, slinger om de smoel, rabarber
slingerschijt, slingerschijt, diarree; buikloop
sloei, sloei, straatgoot; geul langs de stoep
sloeien, sloeie, knikkeren met kogels of stuiters in de straatgoot
sloeiwater, sloeiwater, vieze of slappe koffie (ook: bakkie slootwater)
slot, slooj, slot; sloje, sloten
smak, smak, dobbelbak van de mazelaars of zakkendragers. Het werk werd verdeeld met deze bak en het kwam toe aan degene, die met twee dobbelstenen het hoogste aantal ogen gooide. Wie won ‘kreeg de zak’ en mocht nog een ‘halve man smakken’, dat wil zeggen er werd nog een keer geworpen met als inzet wie als helper mocht meegaan
smaktol, smaktol, werptol; priktol
snaphaan, snaphaan, kletskous
snor, snor, de snor was de eerste knikker van het rijtje. Won men die, dan verdiende de snorrewiet daarmee alle knikkers. Zie: snorre
snorren, snorre, knikkerspel. Eén kind legde een tiental van zijn knikkers achter elkaar op een rijtje. De voorste knikker was van de tegenstander(s). Deze knikker was groot en van goede kwaliteit (albast). Het kind moest vanaf een bepaalde afstand met zijn knikker de albasten knikker raken. Raakte hij die, dan mocht hij alle knikkers houden. Raakte hij die niet, dan mocht degene van wie de voorste knikker was, gaan snorre, óf moest de verliezer een aantal knikkers aan zijn tegenspeler geven. Vóór het snorre werd er geneusd of gepoot met schoenen (zie: neuze)
snorrewiet, snorrewiet, de snor was de eerste knikker van het rijtje. Won men die, dan verdiende de snorrewiet daarmee alle knikkers. Zie: snorre
snorwagen, snorrewage, zwarte lijkwagen, die van gemeentewege reed voor behoeftige mensen
snotpin, snotpin, brutaal persoon; snotneus
snubbeken, snubbeke, heimelijk snuffelen; iets opsnorren. Zie ook: knooie
sociale kaak, sosjale kake, goedkope soort biscuit (van Victoria van 2½ cent per ½ ons (rond 1908). De meeste behoeftige mensen kregen ze toe bij de boodschappen. Zie: sampa
Soephuis, Soephuis, gebouw op de hoek Vest/Korte Nieuwstraat. Tot in ’t begin van deze eeuw konden arme mensen en hun gezinnen er voor weinig geld - in sommige gevallen gratis - soep krijgen. Deze werd klaargemaakt in de Rumfordse soepkokerij en verstrekt door leden van de hervormde diaconie. In crisistijden konden ook kinderen van steuntrekkers er pap eten, gebruikte klompen krijgen en elk jaar een hemd. Later werd ’t in Het Hof gevestigd. Zie ook: ’t Achterom (naamsverklaring Rumfordse soep); Hofbrood
Soos, Sôôs, de, de bijstand; ’n uitkering. Het woord is een afkorting van Sociale Dienst; hij trek van de soos of hij lôôp bij de soos
spaander, sparrels, centen; fiches (bij het kaarten)
Spaans praten, Spaans prate, braken
spansel, sponsel, boekomslag; boekband
speciaaltje, speciaaltie, gebakken schol
spek, spek, ’n hand dik spek in iets hebbe, er plezier in hebben; ook: ergens financieel in betrokken zijn
spek, spek, hij is ’t zo zat as gespoge spek, hij is ’t goed zat (gespoge is uitgespuugd, gebraakt)
spijspoken, spiespoke, piespoke, slecht eten; met lange tanden eten
Spookgang, Spookgang, naam van een steegje dat uitkwam op de Houttuinen. De beroemde Dordtse familie De Witt: mr. Jacob de Witt, zijn vrouw Anna van den Corput en hun kinderen, bewoonde van 1622 tot 1633 het pand Grote Kerksbuurt 21-23. De huizen liepen door tot aan de Houttuinen. Toen zij dat gedeelte verkochten, maakten de nieuwe bewoners er een uitgang naar de Houttuinen, die later (tot 1913) de Spookgang ging heten. Zie: Jan de Witt; over de Visbrug
Sportfondsenbad, Spatbordefons, bijnaam in de volksmond van het uit 1938 daterende en inmiddels gesloopte overdekte zwembad het Sportfondsenbad, naderhand het Krispijnbad aan de Brandts Buijsstraat (Oud-Krispijn)
sprot, Engeliese sprot!, In het begin van deze eeuw (zo tot de jaren ’40) liep er door de Dordtse straten een verkoper met ’n handkar rond, die gerookte vis verkocht, de zogenaamde Engelse sprot. Er zaten 13 visjes aan een bosje. Hij prees zijn waren aan door te roepen: ‘Engeliese sprot, Engeliese sprot, 3 centen de 13, 13 voor 3 cent!’ Door omstanders (of kinderen) werd dan vaak smalend teruggeroepen: ‘Engeliese sprot, Engeliese sprot, 12 van de 13 rot!
spruwen, sprauwe, het gaar stomen van rijst, zodat ze gaat uitdijen
Staart, Staart, de, Dordtse wijk sinds 1916. De Prins-Hendrikbrug dateert van 1910. De op- en afrit van de Papendrechtse Brug deelt de Staart in twee delen: Staart-West en Staart-Oost. Het deel van de wijk meteen voorbij de Prins- Hendrikbrug heet ’t Noorderkwartier; de Merwedepolder ligt ‘achter- aan de Staart’, zoals Dordtenaren de Staart-Oost noemen. Zie ook: tusse de Kop en Staart
Stad, Stad, de, ’t centrum van Dordrecht. Het gebied wordt ook wel genoemd: stadskern; binnenstad; binnen de Dordtse schil [Negentiende-eeuwse schil]; Dordt-binnen-de-Veste. Het is het oudste gedeelte van de stad, waar de ontstaansgeschiedenis van Dordrecht zich heeft afgespeeld. ‘We gaan naar de stad’ wordt gezegd, als men uit winkelen gaat in de binnenstad
Stadhuis, Stadhuis, zie: Vlaamsche Hal
Stadspolders, Stadspolders, Dordt’s jongste wijk. Deze polder uit 1604 ging in 1881 van Dubbeldamse in Dordtse handen over
Stadsvliet, Stadsvliet, zie: Strontvliet
Stadsweg, Stadsweg, zie: Beeldjeshaven
Steek-over, Steek-over, naam van een brug over de inmiddels gedempte Binnengracht [Grâchie], tussen de Heer Heymansuysstraat en de Vest. Aan de gracht (Veststraat) stond de steek-oven, ingericht voor het smelten van zilver. Het grachtje noemde men ook wel de Kattegang
steen, steen, al sprong d’n onderste steen bove, al moest de onderste steen boven komen
Steenweg, Steenweg, zie: Beeldjeshaven
steiger, steiger, hij lôôp op de donkere steiger, dit wordt gezegd van een klok, wanneer hij niet gelijk loopt
stek, Stek, zie: Doelstraat; Meimart; pri-hoi-hoi!
sterrement, sterrement, lichaam; ’k gaf ’m toch ’n poeier op z’n sterrement!
stiechel, stiechel, uitgekookt, gewetenloos persoon (‘smiecht’)
stoep, hôge stoep, de, ’t hoge gedeelte van de Sluis
Straat achter het Heiliggeesthuis, Straete achter het Heylig Geesthuys (Sieckhuys), zie: Lindengracht
Straatweg, Straatweg, zie: Beeldjeshaven
strijkijzer, strijkijzers, grote, platte voeten
stront, stront, hoe meer je in de stront roer, hoe harder ze ga stinke, probeer geen onaangename zaken uit te pluizen;’t lijkent stront noch lure, ’t lijkt nergens op (een lure is een luier);de stront zit ’m na an z’n hart, hij is gauw beledigd; hij is gauw op z’n teentjes getrapt; as je stront zoek, mot je onder de Wijnbrug zijn, uitdrukking die werd gebruikt tijdens oplaaiende meningsverschillen. Onder de Wijnbrug was vroeger een openbaar privaat. Ook werd wel gezegd: as je stront zoek, mot je onder de Beurs weze (de Beurs is het Scheffersplein - zie: Beurs); stront is nie vies, want d’r is nog nooit mee gemorst, uitdrukking
strontschepperbezem, stront-schep-t’n-bezem, bijnaam van een straatveger
Strontvliet, Strontvliet, gedempte vliet van bijna 2½ km. lengte. Het was meer een open riool, die langs Hugo de Grootlaan en Brouwersdijk via de ‘Boezemkade’en de Zuidendijk liep en uitkwam in de monding van de ‘Mesthaven aan den Myl’ ofwel de Mylsche Haven, gelegen aan de Oude Maas.
strooitje, strooitjie, goed zo bultie, nog zo’n strooitjie! ga zo door!
strook op en haal neer, strook-op-en-haal-neer, het zet geen zoden aan de dijk; het baat niet veel
strooms gemoed, op strooms gemoed, doelloos wachten, in vertrouwen dat hij/zij komt
studdy aan, studie-an, een gelijkmatige lijn in het bereiken van een doel; langzaam maar zeker; geleidelijk; studie-an hè-tie ’t ’éle huis ’n kwassjie gegeve
stuiter, stuiter, bal; hoofd; hij kreeg ’n stuiterende stuiter voor z’n stuiter!
stuiteren, stuitere, vallen; laat ’t kind nie stuitere!
sudder, seuter, seutertie, langzaam persoon; treuzelig, oud vrouwtje
suiker, bruine suiker, ‘stève rès mè bruine suiker’ (typisch Dordts). Omdat met bruine suiker Dordtenaren witte basterdsuiker bedoelen, hebben we in Dordt de ‘witte bruine’ en de ‘bruine bruine
suikerneus, suikerneus, grote neus; een ‘gok’
Suikerstraat, Suyckerstraetken, Sukerstraat, benamingen van de Suikerstraat [In de 17e eeuw waren Dordrecht, Amsterdam en Rotterdam de belangrijkste steden waar rietsuiker werd geraffineerd, tot 1870] ‘Lotkens’ was het gedeelte van de stadsmuur langs de huidige Suikerstraat. Een leuge, loge of lootge is de middeleeuwse term voor ‘loodse’, ’n uitsteeksel boven of aan een gebouw, daar waar een weergang ontbreekt, teneinde een beter uitzicht te hebben. De Leuvebrug werd ook wel Leugebrug, Oude Coorenbrughe of Coornbrug genoemd; de graanschepen voeren er onder door om aan wal te geraken. Zie ook: Kerkebrug; mazelaar; pondgaarder
T.R.O.M., T.R.O.M., Televisie Radio Omroep Merwestad. Verzorgt haar uitzendingen over de kabel en via de ether vanuit het Minitheater onder het stadskantoor
takkenbossen, takkebosse, gezellig praten; keuvelen. Dit gebeurt vaak onder het genot van een drankje en een hapje. Zie ook: Dordts kwartiertie
teil, teil, de teil ingaan, verliezen; de boot ingaan; as je nie goed speel, ga je toch mooi de teil in!
tent, houte tent, de, houten schouwburggebouw, dat gelegen was achter ’s Lands-werf, op de plek van het inmiddels gesloopte Gymnasium
terugkomen, terugkomme, terugkomme hep ’k ’m nie zien gaan, ik heb hem niet meer gezien
tien-voor-tweevoeten, tien-voor-twee voete, schuin van elkaar af staande voeten
tikduitje spelen, tikduitjie spele, kinderspel: elkaar aftikken om geld. Een aantal centen werd tegen een muur gegooid en moest zo dicht mogelijk vóór een op de stoep getrokken streep terechtkomen. Wie won, kreeg het geld
Tinus Plotseling, Tinus Plotseling, iemand, die net iets te laat reageert; ’n spuit-elf
tippen, tippe, ’t tip nie, ’t telt niet; ’t geldt niet (bijvoorbeeld tijdens een spel) (afkomstig van het werkwoord tippen)
tobberatie, tobberasie, getob
toddik, taddekerd, toddekerd, vuilik; smerig persoon (Nederlands: taddik, toddik)
toen straks, toestraks, even geleden; daarnet; zojuist (danet, toennet)
toeter, toeter mè pep, gebakje met slagroom
toetje, tigchie, gezicht
Tomadohuis, Tomadohuis, schepping van de Rotterdamse architect H.A. Maaskant. Het hoofdkantoor van Tomado aan de Stationsweg, gebouwd op de plek van de in de oorlog gebombardeerde Villa Simpang, werd voltooid in 1962 en geldt nog steeds als een modern architectonisch gebouw. Het zou oorspronkelijk vier verdiepingen tellen; maar omdat het dan niet het hoogste kantoor van Dordrecht was, werden er nog bovenop gebouwd. Door een gelijkmatige verdeling van de belasting van het interieur wordt voorkomen dat het aan de twee betonnen pijlers opgetrokken, zwevende bouwwerk zal gaan verzakken. Tomado, dat een fabriek was van huishoudelijke materialen, is genoemd naar zijn oprichters: de - van oorsprong - Dordtse gebroeders Jan en Willem van der Togt (van der Togt’s Massa-artikelen Dordrecht). Ze zijn begonnen als ontwerpers van theezeefjes en het bedrijf groeide uit tot een grote ondernemenig. Ook van der Togt’s Zinkerijen Dordrecht (Tozindo) was in Dordt gevestigd.
took, took, uitgelopen aardappelwortel; scheut
Torengribus, Toregriebus, schimpnaam voor de Torenstraat-buurt (griebus is achterbuurt); jij komp zeker uit de Toregriebus?! De oude, verkrotte Torenstraat werd in de dertiger jaren van deze eeuw gesloopt, verbreed en weer opgebouwd. Voor meer gegevens uit die buurt, zie: Bleyenhoek; Nieuwkerk; Riedikstraatje; Schotse Tuin; Schotsendijk
Toulonselaan, Tolleselaan, Tonneselaan, Toulonselaan. Straat in Dordrecht, genoemd naar de familie Van Toulon. Zie ook: ’t Paadje van de Heer
Transvaalbuurt, Transvaalbuurt, Dordtse wijk tussen Toulonselaan en Krommedijk (vanaf 1926)
trederik, tjejerikse, schoenen; trek toch ’s je tjejerikse an!
treintje Lips, treintje Lips, dagelijks denderende locomotief met goederenwagons, die op de in 1922 aangelegde spoorrails van de Krommedijk naar de Lips’ brandkasten- en slotenfabriek aan de Merwedestraat heen en weer reed. In 1966 besloot men tot opheffing van het lijntje, dat ook wel de Schrik van de Krommedijk werd genoemd [Jarenlang heeft het bedrijf aan de perron-overkapping van het station geadverteerd met de pretentieuze leuze: Dordrecht, stad der Lips-sloten]
TRUE, waar of dat, wat of dat, waar; wat; kwenie waar of dat ie woon; ’s kijke wat of dat ie zeg
tunnel, tunneltie, ’t, de in 1954 aangelegde voetgangerstunnel onder de overweg (de ‘eerste lijn’) tussen Transvaalstraat en Dubbeldamseweg. Het is in 1979 tevens geschikt gemaakt voor het fietsverkeer en de spoorbomen, waarvoor men vaak lang moest wachten, verdwenen. Zie ook: de Lijn
Turfeinde, Turfeind, ’t, benaming van ’t gedeelte van de stad rond het Zakkendragersstraatje. De turfschepen legden aan bij de Turfsteiger in de Voorstraatshaven, van Nieuwbrug tot Groothoofd
Tuut-bal-in-de-zak, Tuut-bal-in-de-zak, tuutballezak, tuutballiezak, politie-agent. Als een diender de straat in kwam, moest je zorgen snel je voetbal op te bergen. Door de jeugd werd dan geroepen: ‘Tuut op de fiets, bal in de zak!
Tweede Singel, Tweede Singel, zie: Beeldjeshaven
twijn, Dordtsche Twyn, gedraaide garens, die in Dordrecht werden verhandeld
Twintighuizen, Twintighuiskens, de Weg bij twintig huyskens, andere naam voor de straat Twintighuizen. In 1663 liep er al ‘de Dyck, ghenaemt den Dorrenboom’
uienkeet, uiekeet, voormalig uienverwerkingsbedrijf op de hoek Wijngaardstraat/Suis, achter de Hoge Stoep, vlakbij het hofje Het Kruis
Uithoek, Uythoeck, ze motte je naar d’n Uythoeck brenge! ze kunnen je beter wegbrengen! D’n Uythoeck is een verbastering van Puttock. De Putoxtoren was een vermaarde toren in het bolwerk aan het Groothoofd
uitkakken, uitkakke, zijn hart luchten; hij hep ’r ’s goed zitte uitkakke. In Dordt werd ook wel gezegd: ’k had zo ’t land, dâ’k m’n eige wel kon uitkakke!
ukkepuk, hurrekepurrekie, hurkepurkie, ukkie; kleintje (scheldwoord)
Van Driel, achter Van Driel, meerplaats in de monding van de Vest, aan de Riedijkshaven (bij het Papendrechts veer); zie: ’t Gat van de Marktschuit
Van Upschoten, Van Epscheute, Van Upschote, persoon, van wie de naam niet bekend is of bij iemand niet te binnen wil schieten (vergelijk: ‘Jansen of Pietersen’, ‘die of die’)
Van Wingerden, Van Wingerden, hij ga naar Van Wingerden, ze brenge ’m naar Van Wingerden, hij leg bij Van Wingerden, hij wordt (is) begraven. Van Wingerden was opzichter over de Algemene Begraafplaats
vechten, vechte, tege de ouwe dood opvechte, strijden zonder zichtbaar resultaat; tegen de bierkaai vechten
veertje, viertie, leren voetbal
vehement, fiejement, hevig; (Frans: véhément)
Venetië, Venetië, in één nacht Venetië gemaakt, Sint-Elisabethsvloed. In 1624 schreef Constantijn Huygens over deze grote overstroming van 1421 in zijn Stede-stemmen en Dorpen (zie: Stede-stemmen, in A.B.C.-versjes en gedichten). N.B.: Dordrecht wordt ook wel het Venetië van het Noorden genoemd of Noords Venetië
venijnig, vernaaind, venijnig koud; guur
venter, venters, ongure mannen; wordt alleen in meervoud gebruikt; da liepe ’n paar enge venters
ver, ver, ik wier gehollepe van drie ver, dat geldt maar tot op zekere hoogte; ik wier gehollepe van drie ver, ik werd geholpen door drie mensen. ‘Van drie ver’ betekent ook: langs drie verschillende omwegen, bijvoorbeeld: ‘ik hep dâ boek geleend van drie ver’. Daarmee wordt bedoeld dat ik er aan kon komen dankzij drie mensen
verarmoeden, verarmoeie, ’t lugchie verarmoeit, de lucht betrekt
verbannertje spelen, verbannertie spele, verstoppertje spelen. In plaats van: 1-2-3 buut! werd er geroepen: 1-2-3 verbanne!
verblijf, verblijf, raad; weg; ’k weet ’r geen verblijf mee
verhabbezakken, verhabbezakke, afrekenen; verrekenen; nog tegoed hebben; ’k hep mè jou nog wâ te verhabbezakke, hé!
verhanniken, verhanneke!, verhannek!, ophoepelen!; loop naar de pomp!
vermaak, iemand op z’n vermaak geven, iemand op z’n donder geven (letterlijk: iemand op z’n achterste geven)
verrot, kaai verrot, zie: kruis-verrot
verrot, kruis verrot, geheel kapot; me karrechie stong t’r hémaal kruis/kaai verrot bij. [kaai komt waarschijnlijk van ’t stukslaan van de keien]
Vervulde Gracht, Vervulde Graft, de, andere naam voor de Gevulde Gracht. Het gesloopte straatje is ontstaan tussen 1544 en 1550 en lag als dwarsstraat van de Heerheymansuysstraat in het verlengde van de Tolbrugstraat Landzijde (L.Z.). Men sprak veelal van de ‘ouwe gracht in de Tolbrugstraat, die gevold was’
Vest, Vest, an de, op, in de Vest. De Vest is de voormalige stadsommuring, gelegen langs de vestinggracht. Zie ook: Achter Van Driel; de Hellingen; Missie-pórechie; Raaphoutje; Riedikstraatje; schermoes; Soephuis; Steek-over; ’t Vlooietheater en in A.B.C.-versjes en gedichten: Kermis
veteren, vétele, veters vastmaken (kindertaal)
vetglibber, vetglibber, viezerik; vuilak
vetmesten, vetmeste, ’k zal je vetmeste met scherp zand en kiezelsteentjies!, ja, ik ben daar gek om je te helpen!
veulen, vulle, veulen
Vic, Vic, de, veel gebruikte afkoring van de Victoria-fabriek. Zie ook: sampa; sosjale kake
Vierkant, Vierkant, ’t, andere benaming van het Latourpad of Latoerepaadjie; waarschijnlijk genoemd naar een stuk grond van de familie La Tour
vigileren, fiesjelére, iets doen; actief zijn
Visbrug, Visbrug, over de, Op de Visbrug staat sinds 1918 het standbeeld van de beroemde Dordtse zonen Johan en Cornelis de Witt. Daarover gaat het volgende grapje: -‘Hei-je ’t al gehoord? D’r is ruzie op de Visbrug!’ ‘O ja, hoezo?’ -‘Wel, Johan de Witt zee tege z’n broer: La mij nou ’s gaan zitte, ’k hep al zo lang gestaan!’ Jan en Kneel de Witt, de ene staat en de ander zit. Al tientallen jaren wordt aan goedgelovige Dordtenaren verteld dat op klokslag middernacht Johan en Cornelis van plaats verwisselen. Zie ook: Jan de Witt
visière, visière, mahoniehouten kast met laden
Vissertje, Vissertje, ’t, camping, gelegen aan het Wantij (aan het eind van de Loswalweg, tegenover de ingang van jachthaven Westergoot)
Visstraat, Visstraat, zie: Bagijnhof
visvlot, visvlot, drijvend vlot in de haven, toegankelijk via een bruggetje. Om ’t vlot heen lagen de ‘bakken’: dat waren viskaren, met rechtop staande stangen met een kap erover. Het was een drijvende bewaarplaats van vis, makkelijk toegankelijk voor de vissersboten en het kopend publiek. Het vlot van Kooiman lag aan de Voorstraatshaven, die van Aarnoutse aan de Nieuwe Haven en het vlot van Aai Blaak aan het Maartensgat
Vlaamse Hal, Vlaamsche Hal, deze hal stond op de plaats van het huidige stadhuis en werd in 1383 gebouwd als koopmansbeurs van het gilde der lakenhandelaren (Lakenhal). In 1544 werd de Vlaamsche Hal tot stadhuis verbouwd, waarin tevens het baljuwschap van Zuid-Holland zitting hield. Het gebouw werd in 1834 door stadsarchitect G.N. Itz voorzien van de neo-classicistische voorgevel
Vlamingstraat, Vlaminckstraetge, vroegere benaming van de Ruitenstraat, die in 1603 genoemd is naar brouwerij de Ruit
vletpoort, fleppoorties, Vletpoortjes. Het waren kleine poortjes in de stadsmuur voor het in- en uitladen van houtvletters. Matthijs Balen noemde ze zo in zijn Beschrijvinge Der Stad Dordrecht (1677)
vloerboter, vloerboter, goedkoopste soort margarine (de onderste boter uit de ton werd tegen ’n lagere prijs verkocht)
vlooienkaas, vlooiekaas, komijnekaas
vlooienscheet, vlooiescheet, spier in ’t wit en geen ene vlooiescheet, wel duur in het wit trouwen, maar geen cent te makken hebben
Vlooientheater, Vlooietheater, ’t, de in 1923 aangelegde gemeentelijke zwemschool aan de Vest
Voetboogsdoelen, Voetboogsdoelen, één van de drie voormalige Dordtse schuttersdoelen, naast de Heelhaaksdoelen en de Kloveniersdoelen. Deze doelen bestonden al vóór 1427 (waarschijnlijk reeds in 1409) en waren de oudste Dordtse schuttersvereniging. Het doelhuis was gevestigd aan het Steegoversloot en gelegen naast dat van de Heelhaaksdoelen. De krijgsraad (tribunaal) van de Dordtse burgerij werd later in het gebouw gehouden; naderhand werd het geheel vernieuwd en ingericht als arrondissementsrechtbank, die zich er nu bevindt
Vogelbuurt, Vogelbuurt, Dordtse wijk sinds de vijftiger jaren, gelegen tussen de Noordendijk en Reeweg-Oost
voor, voor, om. Dordtenaren zeggen: Die pen is voor te schrijve. (Gallicisme) Het woordje ‘om’ wordt vaak gebruikt in plaats van ‘door’. Voorbeelden: da’s om z’n ziekte gekomme en hij wil d’r van profitere om hil de dag binne te blijve
voor, vóór, ’t is vóór achter as brejer, bepaalde uitdrukking, die als reactie gebruikt wordt als iemand een totaal inhoudsloze of quasi-grappige opmerking maakt
Voorstraat, Voorstraat, op de, aan de Voorstraat, in de Voorstraat. Deze straat, in onze dagen de langste winkelstraat van Nederland, is van oudsher een waterkeringsgebied. Voorheen liep er een dijk. De Voorstraatshaven heette ook wel Oude Haven. Zie ook: Burgerlijke nederzetting; Dort; ’t Gat van Cohen; ’t Hang; Oude Houttuinen; pantoffelparade; Papenbolwerck; pondgaarder; Reeweg; schermoes; ’t Turfeind; visvlot; dreg; in A.B.C.-verhalen: Opgeruim sta netjes; Rond het Groothoofd; in A.B.C.-versjes en gedichten: O Merwestad (liedje uit 1920); De Voorstraatshaven; Staart-lied; sorry baas; Ode aan de Dordtse student; Ode aan Dordrecht
voren, van vorente, van voren
Vossius, Vosjes, Vossius, zie: Latijnsche School (Gerrit J. Vos)
Vrouwtje-kom-ten-hove, Vrouwtjie-kom-ten-hôôf, zonderling volksspel, waarvan al in 1446 melding wordt gemaakt. Een man, gekleed in ondergoed, is gezeten aan het voeteneind van een vrouw en wordt opgedragen te gaan dansen. De jeugd erom heen, aangevoerd door een leidsman met een zwaard in zijn hand, zingt onder het dansen: ‘Thure, thurette!’. De symboliek van het vastenavonddansspel is onbekend; de kreet zou kunnen herinneren aan ’t geschreeuw waarmee Dordtenaren vroeger ten strijde trokken. Godfried Schalcken heeft het spel afgebeeld op één van zijn schilderijen
vuil, vuil, ja, op je vuil ôôg!, op je vuile hôôf! bekijk ’t maar! (vuil oog is aarsopening)
Vuile Vliet, Vuile Vliet, zie: Strontvliet
vuilpoortsgewicht, Vuilpoortsgewicht, je pleeg Vuilpoortsgewicht, d’r zit Vuilpoortsgewicht achter, je speelt niet eerlijk; ’t is een vuil zaakje; knoeierij. Er zijn drie verklaringen voor: - Bij de voormalige Oude Vuylpoort aan de Bom (Bomkade), was een groentemarkt. De groente was er wel goedkoop, maar de koopman drukte bij het wegen zijn vinger of zijn voet op de schaal, zodat je toch nog bedrogen werd. - Er is Vuilpoortsgewicht bij (mee) gebruikt. De schippers, die buiten de Vuilpoort aan de Bomkade lagen, schenen bij de verkoop van sommige waren zich te bedienen van gewichten, die wel geijkt waren, maar niet in Dordrecht. - Men schijnt met valse gewichten gewogen te hebben. In de Vuylpoort was een martelkamer (tot 1795), waar men met behulp van allerlei instrumenten (onder andere zware gewichten) de verdachte tot een schuldbekentenis probeerde te dwingen. Met deze middelen lukte dat meestal wel, ook al was de persoon onschuldig. Dat was niet eerlijk; men had op een valse manier de veroordeling afgedwongen. Elders in Nederland werd wel de term ‘Vuilpoost gewicht’ gebruikt, maar die stamt af van het Duitse Faulpost [De oude naam voor Vuylpoort was Vulpoort en heeft met vuil niets te maken]
vuiltje, vuiltie, ’t vuiltie drijf altijd bove, vals spelen komt altijd aan ’t licht; al is de leugen nog zo snel…
waarzo, waro?, wazo?, waar; waro hebbie dâ? betekent: ‘waar heb je dat vandaan?’
wagenwijd, wijgewaad, wagenwijd
wanneer, welke neer, wanneer; ’kwenie welke neer die komp
water, water, ’t is as ’t water dâ langs Dordt ga, uitdrukking, gebruikt buiten Dordrecht, waarmee een situatie wordt bedoeld, wanneer iemand zijn mond niet opendoet of de ander niet groet (bijvoorbeeld door naar de wand te staren in een lift); Hij liep langs me heen zoals het water langs Dordt ga betekent zoveel als: hij liep me straal voorbij. Of als iemand zich ongeïnteresseerd gedroeg in gezelschap: hij zat erbij zoals ’t water dâ langs Dordt ga. Vaak wordt er smalend gezegd wanneer iemand weer eens blijft zwijgen: zo gaat ’t water langs Dordt nou ok, allenig stink ’t nie zo errug!
water- en windkapsel, water- en windkapsel, slordig haar; kapsel dat door de war is
wauwel, slawauwel, hou je slauwauwel! hou je grote mond!
weerom, bérom, brom, weerom
Weg op zestig roeden, Weg op zestig roeden, de, zie: Beeldjeshaven
wegschijten, wegschijten, je schijt nog ’s al je groei weg! dit wordt gezegd tegen iemand die ’n laxeermiddel gebruikt
welja, beljât, welja
welnee, belnjeent, welnee
wemelen, wiemele, het ongeoorloofd wegnemen van knikkers tijdens het spelen; je mag nie wiemele!
werk, werk, val nie uit je werk! blijf geconcentreerd bezig!
wervel, worvel, draaibaar stukje hout, waarmee de deur of het hek wordt afgesloten; doe de worvel toch ’s op de deur!
Wielwijk, Wielwijk, Dordtse wijk, eind vijftiger jaren uit de grond gestampt achter de toen reeds bewoonde Zeehavenlaan (de Laan, de Buurt). Het is de grootste stadswijk die tot dan toe in één keer werd gebouwd
wiens, wie z’n zus?, wie z’n broer?, hoe zeg je?; wie bedoel je?; wat zeg je me nou? Voorbeeld: De één: Weet je waar Schompie wôôn? - De ander: Wie z’n zus?
willen, wimme, willen we; wimme dâ wel doen?
windzak, windzak, iemand die met alle winden meewaait
witvisje, witvissie, dubbeltje
Wolwevershaven, Wolwevershaven, zie: Scheyersdycksie
wous, wous, vreemd figuur; snoeshaan
yankee, jenk, machtig; spannend; leuk. (waarschijnlijk van de Yankees: die waren goed)
zak, zak, de zak kope, opgenomen worden in het gilde der mazelaars of zakkendragers. Zie: mazelaar
Zakkertje, Zakkertie, ’t, Zakkendragersstraat of Zakkedragersstraatjie, het smalse straatje van Dordt. Het gangetje is als verbindingsgang tussen havens en opslagplaatsen aangelegd ten behoeve van de zakkendragers of mazelaars. In de middeleeuwen heette het de Heer Jan Raetssteeghe; Zie ook: mazelaar; Grotekerk
Zandweg, Zandweg, zie: Beeldjeshaven
zeef, zeeft, zeef
zeeg, zeegt, laag gelegen deel van een straat of weg. Een dergelijke straat lag veelal tussen twee dijken of twee hoger gelegen hoofdwegen. Het Riedikstraatje (tussen Riedijk en Torenstraat) is er een voorbeeld van. Een zeegt is het tegenovergestelde van een hobbel
Zeehavenlaan, Zeehavenlaan, noord-westelijk deel van Wielwijk; oudste bebouwing in die wijk. Het is een van oudsher veelbesproken buurt. Zie ook: de Laan, de Buurt
Zeevismarkt, Zeevismart, Op dit pleintje naast de Waalsche Kerk werd rond het eind van de vorige eeuw veel zeevis en riviervis (zalm, elft en steur) ter markt gebracht. Riviervis werd op de ‘groote zeevischmarkt’ niet door vrouwen, zoals in de meeste steden, maar door mannen ter verkoop aangeboden
zeiltje, zeiltie, zin; wens; da’s naar z’n zeiltie!
zenuwspier, zenuwspiertie, pijnlijke spier
zeurjanken, soejanke, zeuren; al dâ gesoejank mot nou maar ’s afgelope weze!
zevenmaker, zeeftemaker, een man, die zeven maakt
zevenzakken, zevezakke, kinderspelletje (herkomst onbekend)
ziekenfonds, ziekefongst, ziekenfonds
ziekenfondsfiets, ziekefonsfietsjie, bril met rond, ijzeren montuur (Nederlands: ziekenfondsbrilletje)
zijden gleuf, zij-je gleuf, ’n, een merkwaardig persoon
zijp, zijpie, pijpje; hij rôôk ’n sigarezijpie mè barnstene mondpuppie
zitten, zitten, dâ zit nog, zei de bult, en hij keek over zijn schouder, dat staat nog te bezien; dat is nog niet zeker; ik voel amme zitte, dâ legge me goed doe, ik ben liever lui dan moe; wâ je zittende doe, wor je schijtende beloond, werk dat men te langzaam doet, valt slecht uit
zo, sôh!, sôh hé!, zo hé! Een veel gebruikte uitroep, vaak van verbazing of verrukking, aan het eind van een zin. Het wordt op lage toon langgerekt uitgesproken en lijkt op het Engelse saw; sôh hé, da’s hasjtikke jenk, hé!
zo meteen, zomedeem, meteen
zon- en werkdag, op zon- en werkedag, dagelijks
zool, Dordtsche zole, speciaal Dordts gebak: peperkoek in de vorm van zolen of hakken
zuur, zuur, ’t is zuur, ’t is kil, guur
zuurtje, zuurties, tenen; kijk uit, je sta op me zuurties!
zweetkakkies, zweetkakkers, zweetvoeten (Nederlands: zweetkakkies)
zweetlap, zweetlappie, zeemleren of gummi lapje, dat veelal gedragen werd in de armsgaten van japonnen en mantels tegen het doorzweten van de oksels (sous-bras)
Zwijndrechtse brug, Zwijndrechtse brug, de huidige oeververbinding over de Oude Maas tussen het Eiland van Dordrecht en IJsselmonde dateert van 1939. In 1872 reed de eerste stoomtrein richting Rotterdam over de spoorbrug, die nu naast de verkeersbrug is gelegen. Zwijndrechtenaren gebruiken de naam van hun eigen brug niet; zij spreken van de Dordtse brug. Zie ook: de Koffiefilter
Zwijndrechtstraat, Swindrechtstraetgen, Zwindrechtsstrate, andere namen voor de Dolhuisstraat. [Passagiers uit Zwijndrecht werden er binnen de ‘oude Vuylpoort’ aan land gezet] De Cellebroeders [zie Blauwe wezen] hadden er hun klooster (vanaf 1442), daarvóór zaten er de broeders van het Regulierenklooster Eemsteyn. In 1580 werd het een ‘Dolhuys van het Heylich Geest- en Pesthuys ter Groote kercke’, ook wel ’t Siechuys genoemd. In 1679 werd er tevens een tuchthuis in ondergebracht, dat tot 1806 dienst deed
Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal