Home

Inleiding Cent Daalder Stuiver Gierigheid, gierigaard, vrek

GIERIGHEID, GIERIGAARD, VREK

achter de oordjes zitten
Al het mogelijke doen om geld te vergaren. Een oordje was een kwart stuiver. Deze munt werd aanvankelijk in zilver en later hoofdzakelijk in koper geslagen.

als hij trakteert... is het op hagelslag
Want hij is zo gierig als wat. Varianten zijn: als hij wat geeft... is het de geest; als hij wat geeft... is het een rondje draaideur.

als je om geld komt, zijn ze nooit thuis

Brugman zocht zielen en ik zoek geld
Met Brugman wordt de predikant Johannes Brugman (1399-1473) bedoeld. Brugman trok predikend door het land. Meer dan zijn tijdgenoten paste hij zijn preken aan aan de smaak van het volk. Dit maakte hem zeer populair. Zijn naam leeft tevens voort in de zegswijze praten als Brugman ‘veel en met overtuigingskracht praten’.

de boer zit op een cent als de duivel op een ziel
In de stad werd vroeger veel neergekeken op de boeren, die werden afgeschilderd als ruw, onnozel of, zoals in dit geval, gierig.

de duim in de hand houden
Het idee is waarschijnlijk dat die duim dus niet wordt gebruikt om geld uit te tellen.

de geelzucht hebben
Geelzucht verwijst naar de gele kleur van het goud.

de geldduivel heeft hem beet

de gierigaard is doof aan de kant waar de beurs hangt

de gierigaard zou een ei scheren

de gierigheid groeit zolang, als de ene penning op de andere gestapeld wordt

de mens is een geldvretend dier

de penning gesloten houden
Dat wil zeggen: het geld achter slot en grendel houden.

de vrek gaat met zijn gat op de geldkist zitten

duivels zak is nooit vol
Een gierigaard heeft nooit genoeg.

een oude kluiver
Waarom een ‘vrek’ kluiver wordt genoemd, is niet duidelijk. In de 17de eeuw betekende kluiver wel ‘oude snoeper’ of gewoon ‘vent’.

een slechte bedelaar, die geen duit kan missen

een stuiver (drie keer) omkeren

geld / goed blust / stopt geen gierigheid
Een gierigaard heeft nooit genoeg.

geldzucht is de wortel van alle kwaad
Ontleend aan het bijbelboek 1 Timotheüs (6:10): ‘Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad.’ In plaats van geldzucht wordt geregeld ook geld of hebzucht gebruikt.

het is een geldwolf

het is een ouwe duitendief

hij heeft de geldziekte / geldzucht

hij houdt aan zijn pijkens
Pijkens is een onbepaalde Vlaamse aanduiding voor ‘geld’. De oorsprong van het woord is onzeker. Mogelijk is het het meervoud van piek. Het kan ook zijn ontleend aan Frans picaillons ‘geld’, of misschien is er verband met spijkers.

hij houdt het geld in zijn zak

hij is aan zijn geefklieren geopereerd
Want hij is zo gierig als wat.

hij is oordjedood
Hij blijft op een oordje dood: hij zou om een klein verschil een zaak laten afspringen. Een oordje was een kwart stuiver.

hij is op de centen
In plaats van centen gebruikt men ook duiten, penning, oordjes enzovoorts. Een uitbreiding is hij is op de penning, als de duivel op een zieltje.

hij is op de penning zestien
Hij is een gierigaard, een woekeraar. Het gaat om iemand die geld leent tegen een hoge rente, namelijk één penning op iedere 16, dat is 6,25 procent.

hij is van de behoudende partij
Hij geeft niet graag geld uit.

hij is van Oudenaarde
Naar Oudenaarde in Oost-Vlaanderen, met een woordspeling op houden, dat in verschillende Vlaamse dialecten wordt uitgesproken als ouden. De inwoners van Oudegem in Oost-Vlaanderen dragen, eveneens vanwege de associatie oudenhouden, de bijnaam gierigaards.

hij keert zijn oordjes wel driemaal om

hij kleeft aan het geld

hij komt van Houthem
Hij is gierig. Naar Houthem in West-Vlaanderen of Houthem in (Nederlands) Limburg. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal kiest voor Nederland, maar de uitdrukking is in Vlaanderen voor het eerst opgetekend. Met een woordspeling op houd + hem. In het Duits wordt van zo iemand wel gezegd dat hij komt uit (het voormalige vorstendom) Anhalt, of dat hij zeker stamt uit het huis Anhalt, dat je hier zou kunnen vertalen met ‘hou-vast’.

hij komt van Kleef
Hij is gierig, zuinig, niet scheutig. Deze 16de-eeuwse uitdrukking verwijst naar Kleef in Noordrijn-Westfalen, met een woordspeling op kleven ‘plakken’. Men zei ook hij komt uit het land van Kleef (of: van Kleven) en hij is van Kleef, hij houdt meer van de heb, dan van de geef (een variant is hij komt uit het land van Bever en is liever houder als gever; de plaats Bever in Vlaams-Brabant is hier waarschijnlijk alleen opgevoerd vanwege het rijm).

hij komt van Scherpenheuvel
Hij is gierig, hij let scherp op zijn centen. Naar Scherpenheuvel in Vlaams-Brabant, met een woordspeling op scherp ‘in sterke, hevige mate’. Men zei ook hij is scherp op een halve cent.

hij loert op de dubbeltjes

hij maakt het geld tot zijn afgod

hij valt nog liever van zijn geloof
... dan dat hij iets geeft.

hij wil het laken en het geld
Hij wil iets kopen, maar tegelijk zijn geld niet uitgeven.

hij wil wel een kikker villen voor een cent
Hij doet alles voor geld.

hij zal een penning wel driemaal omkeren voor hij hem uitgeeft

hij zou aan God of zijn heiligen niet één mijt geven
Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde.

hij zou de drommel / duivel voor geld dienen
Hij doet alles voor geld. Drommel is een eufemistische benaming voor de duivel (ook in om de drommel niet ‘zeker niet, in ’t geheel niet’).

hij zou een cent in tweeën bijten
De uitdrukking geeft aan dat een gierigaard de kleinste munten liefst nog zou splijten, om ze niet in één keer helemaal te hoeven uitgeven. De uitdrukking komt ook voor met duit, halfje en oordje. Hetzelfde beeld — dat de vrek zijn munten nog het liefst zou splitsen, komen we tegen in diverse synoniemen voor ‘vrek’. Te denken valt aan woorden als centenbijter, duitenkliever, kluitenkliever, oordjesbijter, oordjessplijter, oordjespletter en splijtmijte.

hij zou nog liever honger lijden dan een oordje te kort blijven

hij zou voor zich een cent op zijn blote kont laten slaan

hij zou zijn scheten op flessen doen, als het maar geld opbrengt

hoe vetter beurs, hoe magerder kaken
Rijke mensen zijn meestal gierig.

ieder oordje brengt zijn gierigheid mee
De uitdrukking komt ook voor met cent, stuivertje, gulden enzovoorts.

iemand tot een negenmannetje laten betalen
Iemand tot het laatste beetje laten betalen, want een negenmannetje was maar 0,625 cent waard. Het woord negenmannetje of, in de streektaal, negenmanneke, dateert uit de 17de eeuw.

ik ben milddadig, zei voerman Job, en hij gaf een valse stuiver aan vijf bedelaars

Jan op een duit
Gierigaard.

je kon Hercules eerder zijn kolf uit handen rukken dan een duitje uit zijn beurs
Kolf betekent hier ‘knuppel’. De mythische figuur Hercules was buitengewoon sterk.

je kunt alle dagen geen hondsvot wezen, zei gierige Gerrit, en hij gooide een duit te grabbel
Een duit had bijna geen waarde.

je kunt hem eerder een tand uit zijn mond trekken, dan een duit uit zijn zak kloppen
Hij zit op zijn geld.

je kunt me lang zuur aankijken, voordat je een stuiver uit mijn portemonnee loskrijgt
Opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw.

kan je niet een oud wijf vinden dat voor een dubbeltje een moord doet?
Gezegd wanneer iemand alles te duur vindt.

knaken poetsen
Een knaak is tegenwoordig een rijksdaalder. De oudste tekst waarin deze muntnaam tot dusverre is aangetroffen, dateert van 1689. Vermoedelijk is er verband met Rotwelsch (Duits Bargoens) Knök, Kneks (daalder), maar verder is de etymologie onbekend.

laat je niet aan een dubbeltje kennen
Laat niet om één dubbeltje blijken wat een gierigaard je bent. Ook gezegd met betrekking tot een verborgen trek van iemands karakter. In plaats van dubbeltje zei men ook frank of gulden.

mannetje, eet je brood droog, de boter kost twee blanken
Een blank of blanke was van de 14de tot de 16de eeuw een muntje van goed (blank) zilver; het was niet veel waard.

men bemint meer de gekruiste penning dan de gekruiste Christus
Op vele munten en penningen stond vroeger een kruis.

niet dát!
Gezegd van iemand die geen cent loslaat; hierbij wordt het gebaar met duim en wijsvinger gemaakt.

niet van het geld kunnen scheiden

nou nou, die kakt ook niet voor elven en dan is het nog dun
Hij is zo gierig als wat.

op de eieren zitten
Het geld onder zich houden.

op de muntjes letten

op de penning kijken / zijn
In plaats van penning zegt men ook stuiver, vijf cent enzovoorts.

op / om een (halve) cent doodblijven
Liever doodgaan dan ook maar het kleinste beetje geld laten glippen.
De uitdrukking komt ook voor met duit en oordje.

van / voor het oordje zijn

van De Knipe zijn
Gierig zijn. Naar De Knipe (De Knijp) in Friesland, met een woordspeling op knijperig, een dialectwoord voor ‘krenterig, karig, gierig’. Men zei ook hij is niet van Jousumburen, maar echt van De Knipe (het eerste deel naar Jousumburen/Jousenbuorren in Friesland, met een woordspeling op Fries jou(st) ‘geef(t)’). Een vergelijkbare uitdrukking is: hij komt uit Knijphuizen of Kniephuizen.

van Vrekhem komen
Gierig zijn. Naar Vrekhem in Oost-Vlaanderen, met een woordspeling op vrek. Ook aangetroffen in de vorm hij komt uit het land van Vrekhem.

voor een cent gaat hij dood als hij voor een halfje weer levend kan worden

voor een dubbeltje op de eerste rang / rij willen zitten
Het beste willen voor weinig geld. Pas opgetekend in de 20ste eeuw. Een variant is: voor een kwartje naar Amsterdam willen.

wie met een oude vrouw trouwt, trouwt haar om haar geld
In 1632 opgetekend door Jacob Cats.

zijn lijf is hem niet zo lief als zijn Spaanse kluiten
Een kluit was vroeger in België een muntstuk van tien centiem.

zijn oordjes omkeren

zijn oordjes tussen de deur nijpen
Een gierigaard zou de kleinste munten liefst nog splijten, om ze niet in één keer helemaal te hoeven uitgeven.

Inleiding Cent Daalder Stuiver Gierigheid, gierigaard, vrek